Artikel

Boys will be boys

Pieter Van de Walle

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten zich inspireren door 17e eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum vanuit één kernvraag: wat zie je als je met oog voor Eureka-momenten naar deze objecten kijkt? Pieter Van de Walle laat in zijn korte verhaal Orestes aan het woord, geïnspireerd door het schilderij De offerstrijd tussen Orestes en Pylades door Pieter Lastman uit 1614. ‘Het was maar een grap, toch? Een beeldje stelen, wat tegen de heilige huisjes van tante Artemis schoppen.’

Pieter Lastman, De offerstrijd tussen Orestes en Pylades, 1614 Rijksmuseum, Amsterdam, SK-A-2354 Aankoop met steun van de Vereniging Rembrandt

Het is helemaal misgelopen, Pylades, dat geef ik toe, maar we hebben al diepere watertjes doorzwommen, dus hier komen we ook wel mee weg. Weet je nog toen ik mijn moeder vermoordde en de rechters me vrijpleitten? Wat is dit in vergelijking daarmee? Dit is kattenkwaad, dit is het stelen van een zandkorrel op de oever van de Lethe. Het was maar een grap, toch? Een beeldje stelen, wat tegen de heilige huisjes van tante Artemis schoppen. Wist ik veel dat ze in Tauris berucht zijn om hun mensenoffers.

Wij zijn nu eenmaal geen brave jongens. Brave jongens worden nooit mannen. Ze sterven oud en impotent in de klauwen van hun vrouw, moeder of dochters. Wij niet. Als je zo hard gaat als wij dan breek je soms dingen: een wet, een beeldje, een schedel, wat maakt het uit. Ik slaap zo slecht de laatste tijd, Pylades. Sinds de dood van mijn moeder word ik elke nacht belaagd door de furiën.

Eigenlijk hebben we niet eens iets fout gedaan. Niemand is gewond of dood of verkracht. We hebben al ergere dingen mispeuterd. Daarmee bedoel ik letterlijk: verwond, gemoord, verkracht. Mensen van onze klasse begrijpen hoe weinig dat voorstelt, maar ik vrees dat we niet door de onzen berecht zullen worden. Hoor ze roepen bij de tempel, bende godsdienstwaanzinnigen. Wie zijn zij? Eigenrechters, vigilantes, ligstoelactivisten. Wie leidt hen? Een gedrogeerde trut die zich priesteres van Artemis noemt. Wat hebben ze echt gezien? Niets. Trouwens, ik herinner me nauwelijks wat er gebeurd is, en jij ook niet. Geef me je hand, Pylades, laat mijn hand zoeken naar je borst, zodat ik kan voelen dat je niet bang bent.

Ze gaan ons niet echt ter dood veroordelen, toch? Twee jongens van goeden huize, die gooi je toch niet zomaar onder de wagen? De wereld verwacht dat ik in de voetsporen van mijn vader treed, maar geeft me niet eens de kans. Paps heeft ooit geprobeerd mijn zus te offeren voor een zuchtje wind, wat een kerel; sindsdien niks meer van haar gehoord. Familie, Pylades, dat is alles wat ertoe doet. Als ik dit overleef, dan wordt er ook over mij in hexameters gedicht. Die poëzie kan je de mensen toch niet ontnemen? Misschien wel. Misschien zijn we echt te ver gegaan, deze keer. Niemand geeft nog om poëzie. Dood zal ik tenminste verlost zijn van mijn moeder haar schim. Stil, Pylades, er komt iemand aan. Is het de menigte, met knuppels en speren? Of zijn het de beulen al?

Zag je dat? Zag je de priesteres terwijl ze langsliep? Hoe ze naar ons keek? Er is een systeem, Pylades, en het is al tienduizend jaar hetzelfde systeem en over tienduizend jaar zal het nog steeds hetzelfde zijn. Ik heb het niet over wetten of democratie of dat soort nieuwerwetse ideeën, maar over familie. Ik heb mijn zus teruggevonden en zij heeft mij herkend. Ik weet het zeker. Ons bloed is oud. Recht zal geschieden, zoals het dat altijd doet.

Pieter Van de Walle (BE, 1992) is bioloog en schrijft verhalen en gedichten. Hij recenseert voor De Reactor, is kernlid van de Klimaatdichters en behaalde een doctoraat in de neurobiologie van wormen. Zijn werk gaat over natuur, technologie en de griezelige vallei daartussenin.

Artefact: Collectie Rijksmuseum, Amsterdam 

Portret auteur © Marianne Hommersom