Artikel

Aanvullende informatie (aanduiding van een gebrek)

Dagmar Bosma

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs lieten zich inspireren door 19e eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum, met oog voor ongezien werk. Met Dagmar Bosma stellen we ons vragen bij een kast van Charles-Guillaume Diehl uit ca. 1867 - ca. 1880. ‘Er kan geen kruisbestuiving plaatsvinden op de dorre grond van roof en uitbuiting.’

Kast van without, belijmd met mahoniehout, berkenhout, rozenhout, purperharthout, gebeitst esdoornhout en andere houtsoorten, monturen van verzilverd brons, Charles-Guillaume Diehl, ca. 1867 - ca. 1880 / Collectie Rijksmuseum, Amsterdam

Op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 stond een voorganger van dit kabinet; speciaal voor de gelegenheid gemaakt en nóg uitzinniger gedecoreerd, met natuurgetrouwe ossenkoppen van verzilverd brons aan weerszijden. Dit is een wat eenvoudiger versie van dat pronkstuk. 

De schrijver Mark Twain was ook op de wereldtentoonstelling, om verslag te doen. Wellicht liep hij langs de voorganger van dit kabinet. Zijn belangstelling lag elders: 

‘‘Het was een wonderbaarlijke vertoning, maar het verwonderlijkst waren de voortbewegende drommen mensen van alle naties die we er zagen. Wanneer ik daar een maand bleef rondhangen, zou ik mezelf er nog op betrappen vooral naar het volk te kijken in plaats van naar de levenloze objecten die tentoongesteld werden. Mijn nieuwsgierigheid was lichtelijk gewekt door enkele wandtapijten uit de 13e eeuw, maar toen kwam er een partij Arabieren voorbij, en hun schemerachtige gezichten en aparte kostuums trokken mijn aandacht in één ruk weg.’’ 

Het ‘mensen kijken’ beperkte zich echter niet tot voorbijgangers: tijdens deze ‘Exposition Universelle’ werden er voor het eerst levende mensen uit koloniën tentoongesteld.  

 

 

Na 1867 werden ‘zoos humains’ een vast onderdeel van de wereldtentoonstellingen in West-Europese metropolen. Grote groepen mensen leefden maandenlang achter omheiningen in nagebouwde dorpen. Ook tijdens de Brusselse Expo in 1958 werden levende mensen voorgesteld als voorwerpen.

Het Rijksmuseum drukt zich in de catalogus ‘1800-1900’ onder andere in de volgende woorden uit over de wereldtentoonstelling als voedingsbodem voor industrie, wetenschap en kunstnijverheid: 

‘‘De wereldtentoonstellingen vormden het podium bij uitstek om de laatste ontwikkelingen op het gebied van industrie en wetenschap te presenteren en te bestuderen. In enorme hallen werden nieuwe uitvindingen, snellere vervaardigingsprocessen en moderne reproductietechnieken gedemonstreerd en patenten verkocht. De onderlinge concurrentie zweepte deelnemers op om het beste uit zichzelf te halen. Ook de kunsten profiteerden van de internationale uitwisseling en kruisbestuiving.’’ 

De menselijke dierentuinen worden hier niet genoemd. Er kan geen kruisbestuiving plaatsvinden op de dorre grond van roof en uitbuiting. 

Hoeveel leger zou het Rijksmuseum staan zonder koloniale toe-eigening?  

 

*  

 

Dit kabinet is gemaakt van verschillende houtsoorten, waaronder mahonie en purperhart.  

Mahonie en purperhart stonden met de voeten in tropische aarde. Groeiden bladeren.  

Werden omgehakt door tot slaaf gemaakten. Losgemaakt van hun grond. Verscheept naar Europa. Gingen door vele handen. Wat leefde werd tot object gemaakt. 

De Amerikaanse hedendaagse kunstenaar Cameron Rowland schreef over de koloniale import van mahoniehout: ‘‘Het is een van weinige goederen van de driehoekshandel die nog steeds waarde genereert voor diegenen die het vandaag de dag in hun bezit hebben.’’ 

Kijk niet terug op dit ‘verleden’ alsof het stilstaat of gestorven is want het leeft voort, het levert voortdurend zwarigheden op, het heeft voeten in de aarde.  

De driekoppige directie van het Rijksmuseum is wit en verdient een topinkomen. Herstelbetalingen voor het koloniale en slavernijverleden kunnen niet plaatsvinden zonder de ondermijning van hierin gestoelde instituten.  

Zulke ondermijning was deel van Rowlands solotentoonstelling in het Institute of Contemporary Arts in Londen. Het museum is gehuisvest in een pand van de Britse koninklijke familie, die directe inkomsten heeft aan de verhuur. Rowland liet een lening afsluiten met de mahoniehouten deuren en trapleuningen van het gebouw als onderpand. De lening wordt niet terugbetaald en zodoende daalt de waarde van het koninklijke vastgoed. De schuld blijft uitstaan.  

 

© Sanne De Wilde

Dagmar Bosma (1994) is kunstenaar, schrijver en programmamaker. Hen rondde deze zomer de Master Fine Art aan het Piet Zwart Instituut in Rotterdam af met werk dat het transformatieve karakter van verval onderzoekt. Dagmar is redacteur bij literair tijdschrift nY en coördinator bij Page Not Found, een ruimte voor artistieke publicatie.  Hen schreef eerder essayistische en poëtische teksten voor Shimmer, Mister Motley en Tubelight.