Artikel

Een onbekende Marokkaanse slavernijgeschiedenis

Column door Rashid Novaire

Ik herinner me de eerste keer dat ik een familielid vroeg naar onze slavernijgeschiedenis in Marokko. We liepen in de schemering langs het paleis. Het was een lentedag in Rabat. De wind woei zacht door de vijgenbomen. Ik was elf jaar, maar ik hield nog de hand vast van mijn neef en keek naar de huizen met groene daken binnen de muren van de wijk rondom het paleis waar mijn familie woonde. Ik had me nooit afgevraagd waarom mijn hele familie werkte voor de koning - huisbedienden, loodgieters en financieel adviseurs - maar was me de laatste tijd bewust geworden dat zij donkerder van huid waren dan de gemiddelde Marokkaan die ik in de medina tegenkwam. ‘Het is deel van een oud systeem. Het waren vroeger lijfeigenen, Aabid,’ had mijn vader, de enige van onze familie die naar Europa was vertrokken, laatst gezegd. ‘Er was altijd slavernij in Marokko. Vóór de islam maar ook tijdens het sultanaat werden zwarte mensen eeuwenlang in kettingen als handelswaar door de Sahara vervoerd. Meer dan tien miljoen. Zwarte vogels die nooit meer terugkeerden van hun reis naar het noorden. Daar hoor je in Marokko niets over op school.’ 

Even liet ik de hand van mijn neef los. ‘Waren wij vroeger slaven?,’ vroeg ik. Mijn neef hield stil en keek me vorsend aan.‘Nee,’ zei hij. ‘Als iemand me zegt dat wij slaven waren, ga ik met hem op de vuist. Wij waren trotse soldaten van de koning. Dat leger noemde je de Bukhari. Einde verhaal.’  

In een paar zinnen was het woord ‘slavernij’ naar het rijk der fabelen verwezen. Nepnieuws. Een misverstand uit de geschiedschrijving.   

‘We moeten zelf achterhalen wat echt waar is en wat over ons is verzonnen’ 

Een paar jaar later leerde ik dat slavernij onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van Marokko. Ik las dat de eerste dynastie die op grote schaal gebruikmaakte van slaafgemaakten uit West-Afrikaanse volkeren als de Fulani, Haussa en Bambara de Almoraviden waren, die in de elfde eeuw zwarte soldaten naar Spanje stuurden ten tijde van de Reconquista. Ik las over een decreet uit begin achttiende eeuw waarin Sultan Moulay Ismail van de Alaoui-dynastie, die tot op de dag van vandaag aan de macht is, verklaarde dat ‘geen zwarte in Marokko meer vrij mocht zijn.’ Zo creëerde hij het zwarte leger van de Bukhari waar mijn familie haar positie aan het hof aan te danken had. 

Slavernij vond overal in het land plaats: van dadelpalmplantages tot het koninklijke leger en de suikerteelt. Mensen werden gehaald uit Sub-Saharalanden, of zoals ze het in Marokko noemden: Bilad al Sudan, het land van de zwarten. Tot begin twintigste eeuw waren er slavenmarkten in Marrakech. De Trans-Saharaslavernij zou miljoenen hebben ontworteld. 

‘Echt onwaar,’ zei mijn neef tijdens nachtelijke telefoontjes waarin ik geen weerwoord had, behalve dat ik erover wilde schrijven. Hij haalde de Sudanese geleerde Hassan Mohammed aan: ‘Als miljoenen zijn vervoerd door de Sahara, over de Rode Zee en de Indische Oceaan, hoe verklaar je dan de afwezigheid van grote zwarte gemeenschappen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, geenszins vergelijkbaar met de half biljoen sterke bevolking van Afrikaanse afkomst in de Nieuwe Wereld?’ 

Hoe vaak hoorde ik ook niet op reizen door mijn vaderland: ‘In Marokko was er niet zoveel slavernij en het was niet zo wreed. Er was geen racisme. In de islam was het een religieuze plicht een slaaf de vrijheid te geven. Slaven waren deel van de familie en wilden niet anders.’  

In de schemering van een voorjaarsavond bel ik mijn neef. ‘Ik weet dat je er trots op bent dat wij al generaties lang voor de koning werken,’ zeg ik. ‘Maar het is geen einde verhaal. We waren ook slaafgemaakte mensen. We moeten zelf achterhalen wat echt waar is en wat over ons is verzonnen.’  

Even zwijgt hij, dan vraagt hij zacht: ‘Schrijf je er nog steeds over? Wat heb je geschreven?’ 
‘Een begin,’ zeg ik en zie buiten een zwarte ibis naar het zuiden vliegen. 

© Joke Schut Photography

Alle rechten voorbehouden
Rashid Novaire is auteur en heeft meerdere romans op zijn naam staan waaronder Het lied van de rog, Afkomst en Zeg maar dat we niet thuis zijn.