Artikel

Hoe Hans hoogleraar werd

Leven en werk van Johanna Westerdijk (1883-1961)

‘Werken en feesten vormt schoone geesten’ was het levensmotto van Johanna Westerdijk. In het koetshuis van Villa Java in Baarn – waar Westerdijk woonde en werkte – was dit zelfs in steen gebeiteld, zodat niemand het kon vergeten. De eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland was niet alleen grondlegger van de grootste collectie levende schimmels ter wereld, maar zette zich ook in voor de verbetering van de positie van vrouwen binnen haar tak. 'Het is wonderlijk dat één vrouw met zo veel verschillende functies en rollen zo ontzettend veel voor elkaar heeft gekregen.'

Wie tegenwoordig op de Maliesingel in Utrecht loopt, zal de muurschildering van Johanna Westerdijk niet ontgaan. Het portret geeft een goed beeld van Westerdijk: de vrolijke glimlach, de haren in een strenge knot en de praktische kleding. Maar er staat ook een tekst op de muurschildering, die vertelt wat 'prof. Westerdijk' deed: plantenziekten en schimmels onderzoeken. Wie de kleine lettertjes onderin nog kan lezen zal ook te weten komen wie Westerdijk was: 'grondlegger grootste collectie levende schimmels ter wereld'. Maar wat deze muurschildering niet vertelt is dat Westerdijk de allereerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland was. Daar bovenop vertelt deze muurschildering niet dat Westerdijk verantwoordelijk was voor het verbeteren van de positie van vrouwen in haar tak van wetenschap. Volgens Patricia Faasse, wetenschapshistorica en biografe van Westerdijk, mogen meer mensen op de hoogte zijn van de prestaties van Westerdijk: 'Het is wonderlijk dat één vrouw met zo veel verschillende functies en rollen, zo ontzettend veel voor elkaar heeft gekregen.'

Op 4 januari 1883 werden Bernard Westerdijk en Aleida Scheffer verblijd met de geboorte van hun dochter Johanna. Johanna ging op haar zesde naar de openbare lagere meisjesschool in Amsterdam. Daar werd niet meteen duidelijk dat Johanna een glansrijke carrière in de wetenschap tegemoet zou gaan. Haar opmerkelijke persoonlijkheid was al wel zichtbaar. Zo liet Johanna zich vanaf haar twaalfde 'Hans' noemen, een typische jongensnaam. Hans had op jonge leeftijd al een ongebruikelijke mening over de man-vrouwverhouding en de voorgeschreven gedragsregels voor meisjes en vrouwen. Zo moest ze niks hebben van nette kleding, handwerkjes en het huwelijk. Ondanks dat Hans vooral omringd werd door vrouwen, was ze dus een echt 'jongensmeisje'.

Plantenziektes
Na de lagere school kwam Westerdijk terecht op de hogereburgerschool voor meisjes. Hierna meldde ze zich in 1900 aan als student plant- en dierkunde aan de Universiteit van Amsterdam, en slaagde in 1904 voor het staatsexamen met prachtige cijfers. Westerdijk stortte zich vervolgens meteen op haar volgende uitdaging: promoveren. Omdat zij alleen staatsexamen gedaan had, was promoveren niet mogelijk in Nederland. Daarom vertrok ze naar het buitenland en promoveerde in Zürich in 1906. Ze werd een jaar later al benoemd tot directrice van twee laboratoria die zich bezighielden met plantenziektes. De keuze voor Westerdijk om deze laboratoria te leiden had waarschijnlijk financiële redenen: ze kreeg namelijk minder betaald dan mannelijke collega’s in haar functie. Daarnaast had de plantenziektekunde destijds geen goede reputatie onder studenten en in de wetenschap, waardoor er niet veel andere kandidaten waren. Desondanks had Westerdijk hiermee op haar 24-jarige leeftijd al flinke stappen in haar carrière gezet, en zou ze ervoor zorgen dat de plantenziektekunde uitgroeide tot een belangrijk vak binnen de biologie.

Het leven van Westerdijk leek dus voorspoedig te verlopen, ook al was ze een vrouw die zich wegwijs probeerde te maken in de door mannen gedomineerde wetenschappelijke wereld. Westerdijk zelf stelde dat ze geen moeilijkheden ondervond door haar vrouw-zijn. Zelf had ze dus niet het gevoel dat ze belemmerd werd omdat ze een vrouw was, maar dit betekende niet dat ze in haar leven feitelijk gezien niet te maken kreeg met obstakels als vrouw in de wetenschap. Zo stelt Faasse dat er wel degelijk belemmeringen te zien zijn in haar leven: 'Ze zei dat ze er geen last van had gehad, maar dat is denk ik niet waar. Als je haar leven goed ontleedt, dan zie je dat ze steeds hindernissen tegenkwam waarvoor ze moest uitwijken. Dat ze daaraan vervolgens nooit veel woorden vuil maakte, heeft vast allerlei psychologische verklaringen.' Volgens Faasse steunde Westerdijk ook de vrouwenemancipatie, maar was ze vooral bezig met haar werk en wilde ze zich niet mengen in activistische politiek.

Samenwerking
In 1917 was het dan eindelijk zo ver. Het zou dan nog twee jaar duren voordat vrouwen actief kiesrecht verkregen, maar de eerste vrouwelijke hoogleraar was een feit. Westerdijk liep als eerste vrouw in toga de aula in van de universiteit van Utrecht, en sprak het publiek – dat in grote getale was toegestroomd – toe. Nooit eerder was een vrouw tot academisch docent van de hoogste rang benoemd, dus dit moment trok veel bekijks. In 1930 werd Westerdijk ook hoogleraar in Amsterdam. In haar functie als hoogleraar liet ze in vijfendertig jaar in totaal zesenvijftig studenten promoveren. Een groot aantal, zeker omdat plantenziektekunde in deze tijd nog geen universitair hoofdvak was.

Voor Westerdijk was samenwerking en het doorgeven van kennis enorm belangrijk. Zo was ze verantwoordelijk voor het verbeteren van de internationale samenwerking in de plantenziektekunde en was ze prominent lid van bijna alle verenigingen in haar vakgebied. Buiten haar vakgebied was ze ook nog lid van twee andere verenigingen, die specifiek gericht waren op het verbeteren van de positie van vrouwen in de wetenschap. 'Als oprichter van de Vereniging voor Vrouwen met een Academische Opleiding steunde Westerdijk het emancipatorische doel en de ambitie van de vereniging om vrouwen in de wetenschap verder te helpen', aldus Faasse.

Het is dan ook niet gek dat van de zesenvijftig studenten die promoveerden onder Westerdijk bijna de helft vrouw was. Dit is erg uitzonderlijk, zelfs anno 2023. Aan de hedendaagse universiteit is 54% van de studenten vrouw, terwijl slechts 44% van de promovendi vrouw is en een schamele 26% van de hoogleraren. Westerdijk lijkt vooral de voorgeschreven gedragsregels voor vrouwen de schuld te geven van hun slechte positie in de wetenschap. Vroeg in haar leven was deze opstandige houding tegenover voorgeschreven regels voor vrouwen al zichtbaar. Westerdijk nam dan geen activistisch of politiek standpunt in bij de discussie over vrouwen, maar zij stimuleerde vrouwen in haar omgeving wel om een carrière in de wetenschap op te bouwen. Deze vrouwen nam ze dan ook vaak onder haar hoede, en ze gaf hun kansen om verder te komen in de academische wereld. Volgens Faasse is dit goed zichtbaar als er gekeken wordt naar de academische stamboom van Westerdijk: ‘Van de zesenvijftig promovendi was bijna de helft vrouw. Acht promovendi werden uiteindelijk zelf hoogleraar, waarvan de helft ook weer vrouw was. Als je dit steeds verder gaat uitsplitsen, zie je dat de man-vrouwverhouding heel snel weer scheef is. Alleen bij Westerdijk waren de vrouwen niet in de minderheid. Westerdijk was van onschatbare waarde voor vrouwen.’

Door Kirsten van der Wielen, masterstudent Geschiedenis & Actualiteit aan de Radboud Universiteit. 

Afbeeldingen: Smithsonian Institution en Nationaal Archief