Artikel

Hoe is Philips zo groot geworden?

Door: NPO Kennis

Bijna iedereen heeft wel een product van Philips in huis liggen. Zelfs al heb je geen televisie, stofzuiger of tandenborstel, dan ligt er vast ergens nog wel een cd of verdwaald peertje. Hoe is Philips zó groot en divers geworden? De Eerste Wereldoorlog heeft hier een belangrijke rol in gespeeld.

In 1914 richt Philips NatLab op. Dit natuurkundig laboratorium is ontworpen om te experimenteren met een energiebesparende halfwattlamp, een gloeilamp die twee keer zo efficiënt is als voorgaande lampen. De dan 27-jarige fysicus Gilles Holst krijgt van het bedrijf de mogelijkheid zoveel mogelijk kennis van de gloeilamp te vergaren, in de hoop de concurrentie te overtroeven. Dit laboratorium zal uiteindelijk de bakermat vormen van vele uitvindingen en technologische ontwikkelingen binnen Philips.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog spelen er echter problemen op. Hoewel Nederland neutraal is, wordt het voor Philips steeds moeilijker om aan bepaalde grondstoffen te komen. In 1915 ontstaat er een dringend tekort aan argon (edelgas en scheikundig element dat vaak wordt gebruikt als vulmateriaal voor gloeilampen en tl-buizen), waarop het bedrijf besluit een eigen gasfabriek te openen. Op de lange termijn blijkt de neutraliteit juist goed te zijn voor Nederlandse bedrijven. Zonder buitenlandse concurrentie hebben bedrijven vrij spel op de nationale en internationale markt. Inmiddels heeft Philips dusdanig veel takken van het productieproces in handen dat de succesformule groeit. De Eerste Wereldoorlog kenmerkt zich door relatieve groei ten opzichte van Duitse concurrenten zoals AEG, Siemens en Halske. Tijdens de oorlogsjaren ontvangt het familiebedrijf zelfs al van koningin Wilhelmina het predicaat ‘Koninklijke,’ een titel waar een bedrijf normaal gesproken honderd jaar voor moet bestaan. Philips bestond op dat moment pas vijfentwintig jaar en was uitgegroeid tot de grootste particuliere werkgever van Nederland.


De jaren na de oorlog staan bekend om de productie van radio, maar ook van televisie, scheerapparaten en medische apparatuur. Philips beperkt zich niet langer tot het maken van gloeilampen maar ontwikkelt zich langzaam tot het consumentenelektronicabedrijf dat wij kennen. Deze verandering begint met radio. Waar Gerard Philips voorheen aan radio had gerefereerd als ‘’een speeltuin voor militairen,’’ ontstaan er vanaf 1922 radio-omroepen waardoor het product binnen het bereik van de consumentenmarkt komt. Philips probeert in te spelen op de explosief groeiende markt, de gloeilampenfabriek is zelfs deels verhuisd om plaats te maken voor de productie van radiobuizen. Ondanks dat ze lange tijd niet kunnen voldoen aan de toenemende vraag, verkoopt het concern na vijf jaar al een miljoen radio’s.

Meer weten over de andere uitvindingen en de groei van Philips door de jaren heen? Lees en bekijk dan hier het hele verhaal van NPO Kennis over Philips.