Artikel

De mannen

Door Mahat Arab

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten zich inspireren door 19e eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum vanuit één kernvraag: wat zie je als je met oog voor naderend onheil naar deze objecten kijkt? Mahat Arab schreef een gedicht bij een beeld uit 1838 gemaakt door Alfred Emile O'Hara de Nieuwerkerke met de titel Twee strijdende ridders, bekend als ‘Mort de Monseigneur le Duc de Clarence’. ‘ze maken hem tot martelaar/ en zullen hem het zwijgen opleggen als hij hiertegen protesteert’

Alfred Emile O'Hara de Nieuwerkerke, Twee strijdende ridders, bekend als ‘Mort de Monseigneur le Duc de Clarence’, 1838

dit is niet het beeld van toen

dit is het beeld van toen op toendertijd

toen toenadering niets meer dan een botsing mocht zijn

althans

niet voor deze jongens

het woord van hun koning was gewichtig

dus botsen zouden ze

en botsen deden ze

en als

puur per toeval

hij

neer zou vallen en nog eenmaal de modder van zijn gezicht af zou vegen

voor het laatst op zou kijken

doorspiest en vertrapt

zich af zou vragen

waarom toenadering niets meer dan een botsing mocht zijn

zou slechts een stilte zich over hem ontfermen

 

tot de jongens van toen

gekleed in kuitbroeken en hoge hoeden

hem weer opwekken

maar hem maken tot iets anders dan hij is

hem een heroïsche dood in de schoenen schuiven

een waar ze naar willen toeleven

een waarmee ze elkaar bezwaren

wat was het leven toen simpel opperen ze

toen een man simpelweg gewoon nog een man mocht zijn

bepantserd en bewapend naar toenadering kon zoeken

zich mocht bewijzen in een strijd

om uiteindelijk voldaan voor het laatst zijn ogen te sluiten

ze maken hem tot martelaar

en zullen hem het zwijgen opleggen als hij hiertegen protesteert

 

en wanneer de jongen van nu op zal staan

zijn ogen nog altijd brandend van het scherm waarachter hij een wereld voor zichzelf gebouwd heeft

een wereld waarin hij dicteert wanneer vogels zingen zullen wanneer dagen eindigen zullen en elk briesje aan zijn muisklik onderdanig is

daarbuiten zal hij niet tussen de regels weten te lezen

hij heeft het geprobeerd zal hij zichzelf vertellen

maar elke toenadering pelt hij van zijn pantser

hij zal nooit tot zijn kern raken

want hij is er zeker van wat een man moet zijn

de jongens van toen en de jongens van nu hebben hem ermee bezwaard

hem mee een diepte in getrokken waarin

enkel een stilte zich over hem zal mogen ontfermen

en als hij

uit niets meer dan wanhoop

toch eenmaal zijn hand uitreikt

zullen ze hem beantwoorden

met een botsing

Mahat Arab (1996) is een Arnhemse schrijver en dichter die ondertussen in Amsterdam is neergestreken. Via Mensen Zeggen Dingen ontdekte hij de wereld van poëzie en vond hier een nieuwe passie in. Zijn teksten gaan veel over identiteit, onwennigheid maar ook over de humor die we in ongemak tegen kunnen komen. De afgelopen jaren was hij te zien op clubshows van Mensen Zeggen Dingen, Poetry Circle Nowhere, als onderdeel van het interdisciplinaire collectief MOT. In 2021 won Mahat de ILFU Verhalenwedstrijd. Hij werkt aan zijn debuutbundel.

Artefact: Collectie Rijksmuseum, Amsterdam 

Portret auteur © Marianne Hommersom