Artikel

Goede pr voor het leger

Interview met Ben Schoenmaker door Alies Pegtel

Bij watersnood, een dreigende misoogst of een vluchtelingenprobleem wordt vaak de krijgsmacht ingeschakeld. Deze humanitaire dienstverlening levert veel waardering op, vertelt Ben Schoenmaker.

‘Oorlog is zo’n beetje de grootste ramp die de mensheid voortdurend over zichzelf afroept. De bestaansreden van de krijgsmacht schuilt erin dat we er als mensheid niet in slagen om onze conflicten vreedzaam op te lossen. Helaas hebben we daar in de geschiedenis talloze voorbeelden van. Maar de krijgsmacht kan in vredestijd zelf ook getroffen worden door rampen.

In het verleden vonden er dikwijls kleinere en grotere buskruitontploffingen plaats. Steden waren destijds ook vestingen die een militaire functie hadden. Hierbij was een van de problemen: hoe sla je je buskruitvoorraad veilig op? Een beruchte ramp vond plaats in Delft in 1654, toen daar de kruitvoorraad ontplofte. Onder de vele dodelijke slachtoffers bevond zich ook Carel Fabritius, de schilder van Het Puttertje. Een ander beroemd voorbeeld is de kruitschipontploffing midden in het centrum van Leiden in 1807. Bij het Rapenburg lagen tonnen buskruit opgeslagen op een schuit. Toen dat ontplofte, werd een aantal huizenblokken compleet weggevaagd.

In de negentiende eeuw werd de krijgsmacht voor het eerst op grote schaal ingezet bij rampenbestrijding. Vooral bij watersnood, de ramp die het meest voorkomt in ons land. Bij grote dijkdoorbraken, bijvoorbeeld, hielpen militairen om de schade te herstellen. Een belangrijk onderdeel van de hulp werd vaak geleverd door de genie - de bouwvakkers van defensie - omdat zij beschikten over de kennis en middelen om snel noodoperaties te verrichten. En dat is nog steeds het geval.

Ook bij vluchtelingenstromen speelde de krijgsmacht een rol. Zo trokken tijdens de Eerste Wereldoorlog duizenden Belgen de grens over. Er was een probleem met de openbare orde, en de vraag was hoe alle mensen zo snel mogelijk onderdak konden vinden. Het Nederlandse leger moest de burgervluchtelingen scheiden van de buitenlandse militairen, die ze voor de duur van het verdere conflict moest ontwapenen en interneren. Dat is een verplichting die je hebt als neutrale staat. Daar liepen rampenbestrijding en militair beleid door elkaar.

Bij de Watersnoodramp van 1953 hielp niet alleen het Nederlandse leger, maar schoten ook de Belgische en andere buitenlandse krijgsmachten te hulp. Voor het eerst werden toen op grote schaal helikopters ingezet; die bestonden nog niet zo lang. In 1969 werd binnen de krijgsmacht een speciale Rampenbrigade opgericht. Maar die bleek na enkele jaren toch te kostbaar.

Wanneer is een ramp een ramp? Er zijn natte najaren geweest waarbij het leger hulp bij het oogsten verleende. Tot midden jaren negentig kon dat ook makkelijk, want dankzij de dienstplicht was er een groot potentieel aan hulpverleners. Bij verzoeken om hulp kijkt het leger nu altijd naar wat haalbaar is; de omvang van onze krijgsmacht is immers sterk afgenomen na afschaffing van de dienstplicht. Maar rampenbestrijding levert vaak goede pr op omdat het leger op een positieve wijze in het nieuws komt. De krijgsmacht heeft altijd tegenstanders die er niets van moeten hebben, maar humanitaire hulpverlening wordt over het algemeen sterk gewaardeerd. Dit geeft de krijgsmacht extra bestaansrecht.’

Ben Schoenmaker is directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Dit is een artikel uit het Maand van de Geschiedenis Magazine