Artikel

1672 was een sleuteljaar

Artikel door: Jaap de Haan

Precies 350 jaar geleden was Nederland redeloos, radeloos en reddeloos. Het werd van alle kanten aangevallen. Daarom ging 1672 de geschiedenis in als het Rampjaar. Sinds wanneer wordt deze naam gebruikt? En is dat terecht?

‘De zaken gaan, godbetert, elke dag van kwaad tot erger,’ zo vatte raadpensionaris Johan de Witt de situatie medio juni 1672 treffend samen. Het Nederlandse leger had zich kort daarvoor halsoverkop teruggetrokken achter de Hollandse Waterlinie. Talloze steden in Utrecht, Gelderland en Overijssel openden zonder slag of stoot hun poorten voor de Franse koning en de Keulse en Munsterse bisschoppen, en op zee dreigde de Engels-Franse vloot. Het lot van de Republiek hing aan een zijden draad. 1672 staat sinds jaar en dag bekend als het Rampjaar.

Afgang van het leger

De naam ‘Rampjaar’ voor de gebeurtenissen in 1672 is begrijpelijk. De invasie die Lodewijk XIV op touw zette tegen de Republiek deed het land schudden op zijn grondvesten. Duizenden mensen sloegen op de vlucht en zochten een goed heenkomen achter de Waterlinie in Holland of in het onbezette Friesland en Groningen. Onder de vluchtelingen en de inwoners in het westen steeg de frustratie over de afgang van het Nederlandse leger. De woede werd gekoeld op Johan de Witt en zijn broer Cornelis: zij werden gelyncht. Prins Willem III kwam als stadhouder aan de macht en Gaspar Fagel werd de nieuwe raadpensionaris.

De economische ravage was groot. Terwijl de Franse koning zijn hoofdkwartier vestigde in Utrecht en de Nederlandse overgave afwachtte, brandschatten zijn troepen de gewesten Utrecht en Gelderland. Gevluchte bewoners van steden en dorpen werden gesommeerd terug te keren; deden ze dat niet dan zou hun bezit verbeurd worden. De eigenaren van buitenhuizen langs de Vecht en van Utrechtse en Gelderse kastelen kregen een dwangsom opgelegd, anders dreigden de Fransen hun bezit af te branden. Dat gebeurde onder andere met kasteel Amerongen, nadat de familie Van Reede weigerde te betalen. Na ruim een jaar trokken de Franse, Keulse en Munsterse legers zich terug uit de Republiek. De materiële en immateriële schade die zij achterlieten was enorm.

De Hollandse oorlog, zoals het Rampjaar in het buitenland bekendstaat, doet denken aan de huidige oorlog in Oekraïne. Net als Poetin wilde Lodewijk XIV zijn glorie vergroten, ten koste van talloze burgerslachtoffers en verwoestingen. Welbeschouwd mislukte zijn poging, maar de Franse koning wist de oorlog thuis als een succes te verkopen. Dat hij half Europa tegen zich in het harnas joeg nam hij op de koop toe.

Aanval. Lodewijk XIV steekt bij Lobith de Rijn over, 21 juni 1672. Schilderij door Adam Frans van der Meulen.

Straf van God

Ondanks alle ellende werd de naam ‘Rampjaar’ destijds nog niet algemeen gebruikt. Pamfletten uit 1672 en de jaren daarna benadrukten dat er een politieke revolutie had plaatsgevonden. De Franse inval werd door menigeen gezien als een straf van God voor het republikeinse bewind van Johan de Witt, dat de Oranjes de macht had ontzegd. De verheffing van Willem III tot stadhouder was in de ogen van de orangisten een terugkeer naar de natuurlijke staat van de Republiek.

Nog tijdens de Franse en de Munsterse bezetting ontstond al een duidelijk beeld van de gruwelijkheden die de vijand had begaan. Uit propaganda- en commerciële overwegingen lieten Hollandse uitgevers al snel de eerste kronieken drukken, waarin de plunderingen, verkrachtingen en moordpartijen breeduit werden beschreven. Met zijn gedetailleerde etsen, bijvoorbeeld over de moord op de gebroeders De Witt en de Franse verwoesting van Zwammerdam en Bodegraven, droeg Romeyn de Hooghe in belangrijke mate bij aan de beeldvorming van het Rampjaar.

Van grote invloed op de collectieve herinnering was daarnaast het schoolboek Nieuwe spiegel der jeugd, of de Franse tirannie. De uitgave was erg populair en werd tot in de achttiende eeuw vele malen herdrukt. Het succes was te danken aan ooggetuigenverslagen, gecombineerd met prenten waarop de oorlogsmisdaden te zien waren. Voor zover bekend dook de naam ‘Rampjaar’ voor het eerst op in een gedicht uit 1686, dat later gepubliceerd werd. Pas in de negentiende-eeuwse, nationalistische geschiedschrijving vond deze term brede ingang.

Wreed. De Fransen verwoesten Bodegraven. Prent naar Romeyn de Hooghe, 1673.

Groot gevaar

De oorlog van 1672 bezorgde de Nederlanders een flink trauma, want zij werden met hun neus op het feit gedrukt dat hun land klein en kwetsbaar was. Tot dat moment hadden de Nederlanders dankzij hun oorlogsvloot de zaken binnen en buiten Europa naar hun hand weten te zetten, niet zelden met geweld. Hierover konden de Engelsen en de Fransen meepraten. Zo voelde Karel II zich vernederd na de Nederlandse overwinning bij Chatham (1667), en Lodewijk XIV werd door de Republiek de voet dwars gezet toen hij stukken van de Zuidelijke Nederlanden wilde inlijven (1668). De Hollandse oorlog was voor beide koningen een afrekening met de arrogante Nederlanders.

Na de Franse invasie stond de Republiek er enige tijd alleen voor. Daarom ging stadhouder Willem III op zoek naar bondgenoten. Brandenburg, Spanje en de keizer van het Duitse Rijk sloten zich aan bij een coalitie tegen Frankrijk. Na vier jaar werd in Nijmegen een veredelde wapenstilstand gesloten. Willem III en raadpensionaris Fagel trokken uit de oorlog de les dat het gevaar van Frankrijk zo groot was dat de Republiek bij een nieuwe confrontatie desnoods alleen tegen Lodewijk XIV ten strijde moest trekken.

Toen de Franse koning ruim tien jaar later opnieuw de oorlogstrom sloeg en gebieden aan de Franse noordwestgrens veroverde, sloeg de meeste Nederlanders de schrik om het hart. ‘Met mijn laatste druppel bloed zal ik mij verdedigen tegen de Franse heerschappij,’ riep raadpensionaris Gaspar Fagel in de Staten van Holland uit. De stadhouder en de raadpensionaris maakten zich op voor een nieuwe oorlog.

Titelpagina. Nieuwe spiegel der jeugd of Franse tiranny is erg populair. Uitgave uit 1740.

Rol uitgespeeld

Het Rampjaar betekende het begin van het einde van de Gouden Eeuw. De invasie van 1672 luidde een periode in van oorlogen met Frankrijk, die maar liefst veertig jaar zou duren. Lodewijk XIV was inmiddels niet eens meer van plan om de Republiek te veroveren, maar wilde slechts de Franse noordgrens beter beveiligen.

De Nederlanders konden hun deelname aan de nieuwe reeks oorlogen nauwelijks bolwerken. Tijdens de Glorious Revolution in 1688 besteeg Willem III de Engelse troon en bezorgde de Republiek daarmee een sterke bondgenoot. Al snel bleek dat de Engelsen de bovenliggende partij waren. De Vrede van Utrecht met Frankrijk (1713) bevestigde dat de leidende rol van de Republiek in Europa was uitgespeeld. Toch bleven de Nederlanders ook na deze vrede welvarend dankzij hun Europese en de koloniale handel. Frankrijk en vooral Engeland werden de nieuwe Europese grootmachten en streefden de Republiek in de achttiende eeuw ook op economisch gebied voorbij.

1672 is een sleuteljaar in de Nederlandse geschiedenis. Dat lag aan de woelige gebeurtenissen: de invasie, de politieke omwenteling en de oorlogshandelingen. Daarnaast werd de Republiek met beide benen op de grond gezet en kwam er een einde aan haar positie als Europese grootmacht. Daarom gebruikten negentiende-eeuwse Nederlandse historici terecht de term ‘Rampjaar’ om het keerpunt van de Gouden Eeuw te markeren.

Jaap de Haan is historicus en promoveert dit najaar op een onderzoek naar de Hollandse raadpensionaris in de zeventiende eeuw.

Dit is een artikel uit het Maand van de Geschiedenis Magazine