De verwoesting van Pompeii en Herculaneum
Door: Guido van Hengel / Historisch Nieuwsblad
De wegen tonen diepe groeven van de ezelskarren die er dagelijks doorheen reden. Op de muren staan ordinaire krabbels over liefde, seks, brood en spelen. Net als Hiroshima hebben Herculaneum en Pompeii hun bekendheid vooral te danken aan een gruwelijk einde. Maar de opgravingen in de twee steden onthullen veel over het dagelijks leven in de Romeinse samenleving.
In 79 na Christus vond een van de grootste natuurrampen uit de Oudheid plaats. De top van de vulkanische berg Vesuvius explodeerde met een verwoestende knal en in een kleine vierentwintig uur werden de steden Pompeii en Herculaneum bedolven onder een dikke laag as, puimsteen, modder en lava. Bij opgravingen in de achttiende en negentiende eeuw ontdekten archeologen twee volledig gaaf gebleven steden waar het verleden meer dan elders geconserveerd was.
Net als Hiroshima hebben Herculaneum en Pompeii hun bekendheid vooral te danken aan een gruwelijk einde. De steden waren welvarend, maar in het toenmalige Romeinse Rijk onbelangrijk. Wat we kunnen leren en ontdekken in de twee vergane stadjes betreft voornamelijk het dagelijks leven in een Romeinse stad aan het begin van onze jaartelling.