Artikel

De schuivende panelen van de bezettingstijd

Ad van Liempt

Burgemeester Rijpstra van Zelhem heeft de oorlog niet overleefd, hij werd in 1944 gearresteerd en naar kamp Amersfoort afgevoerd, hij stierf in Neuengamme. Zijn achterkleinzoon Arend Hulshof schreef dit jaar een biografie over hem, waarin hij meldt dat Rijpstra als burgemeester de Duitsers soms tegenwerkte en soms ter wille was – bijvoorbeeld door in cafés bordjes ‘Verboden voor joden’ op te laten hangen, en er zelfs nog bordjes bij te bestellen voor de zij- en achteringangen van de cafés.
Door de vermelding van dit laatste feit wordt burgemeester Rijpstra, tot nu toe algemeen als held herdacht, niet opeens een dubieuze figuur, integendeel, zijn worsteling met de lastige dilemma’s waar de bezetter hem mee opzadelde, maakt hem geloofwaardiger, authentieker.

Luuc Kooijmans schrijft (in ‘Het geheim van de Valeriusstraat’) over zijn opa, een ambitieuze NSB-functionaris, die niet weet dat zijn zoon in het verzet meewerkt, en wiens wereld instort als zijn zoon ter dood wordt veroordeeld en geëxecuteerd. Opa Kooijmans zegt zijn baan op en verlaat de NSB – hij wil geen regime steunen dat zijn zoon fusilleerde. Daarmee wordt Kooijmans niet opeens een sympathieke held – integendeel, hij slijt zijn dagen in diepe wrok tegen de wereld, maar je hebt als lezer toch met hem te doen.

In beide gevallen, zowel bij burgemeester Rijpstra als bij NSB’er Kooijmans, word je als lezer heen en weer geslingerd. Die vertrouwde, overzichtelijke grens tussen goed en fout wordt in de hedendaagse oorlogsboeken steeds lastiger te bepalen. Dat is niet nieuw – W. F. Hermans baseerde een groot deel van zijn oeuvre op het spel met die grens. Maar er komen nu voortdurend verhalen naar boven die niet verzonnen zijn, maar nauwkeurig gereconstrueerd. En die brengen ons in toenemende mate in verwarring.

De bezettingstijd heeft decennia lang als moreel ijkpunt gefunctioneerd, en doet dat in zekere zin nog steeds. Maar onze aandacht wordt steeds minder getrokken door de uitersten, de helden en de schurken, en steeds meer door de twijfelgevallen, de mensen die midden in het gewoel stonden, voortdurend lastige beslissingen moesten nemen en zoekend en tastend een uitweg moesten zien te vinden uit een volstrekt onoverzichtelijke oorlogssituatie.

Het verraad van Benschop

Het lijkt er sterk op dat de grenzen tussen wat we goed en fout vinden schuiven in de tijd, en dat ze ook steeds moeilijker te beoordelen zijn naarmate we meer weten van persoonlijke lotgevallen van gewone mensen in die ongewone tijd. En het gaat niet alleen om de grens tussen goed en fout, maar ook om de grens tussen dapper en laf, tussen onverantwoord en vergeeflijk.

De onderduikers in de polder bij Benschop, en hun helpers/verzorgers zagen na Dolle Dinsdag het einde van de spannende oorlogstijd naderen en besloten dat er een herinneringsfoto moest komen (zo schrijft Bram de Graaf in ‘Het verraad van Benschop’). Fotograaf De Jong klimt op een ladder en vereeuwigt ze, alle 61. Maar alles loopt anders, de oorlog blijkt nog lang niet voorbij, er komt nog een razzia en daarbij vinden Duitse agenten in de la van een dressoir de foto. Een goedbedoeld initiatief pakt uit als een blunder met fatale gevolgen. Stom natuurlijk, maar ook voorstelbaar.

Vanwege dit soort verhalen raken we over die oorlog niet uitgelezen en uitgedacht: de bezetting wordt steeds meer de tijd van de dilemma’s, van de onoverzichtelijke keuzes, van de schuivende panelen.

 

Adolf (Ad) van Liempt is een Nederlands journalist, auteur van oorlogsboeken en tv-programmamaker. Hij is medeoprichter en ex-hoofdredacteur van NOVA, mede-oprichter en eerste eindredacteur van het geschiedenisprogramma Andere Tijden en sinds 2006 Bijzonder Lector Onderzoeksjournalistiek aan de Hogeschool Utrecht.