Artikel

Ook wij waren vluchtelingen

Moeders en vaders met bezorgde blikken in hun ogen lopen over een stoffige weg. Ze hebben huilende kinderen vast en slepen met koffers en tassen. Het is een stoet van wanhopige bange mensen die op zoek zijn naar veiligheid. Iedereen kent deze beelden wel. Je hebt ze gezien op het journaal of in de krant. Vaak speelt het zich af in landen ver van ons vandaan. Landen die verscheurd worden door oorlog. Soms zou je bijna vergeten dat een generatie Nederlanders nog altijd herinneringen heeft aan een periode vol oorlogsgeweld. Soms zo erg dat ze er voor moesten vluchten.

Hollen voor het luchtalarm  

Mijn oma was zeven jaar toen de Tweede Wereldoorlog begon. Nu, 81 jaar later, heeft ze nog een aantal herinneringen aan de meidagen van 1940. Om de twee jaar die daarop volgde hangt een soort mist. Deze ‘mist’ trok vlak voor haar tiende verjaardag op. Het is dan 1943 en mijn oma Aatie woonde samen met haar vader, moeder, zusje Dikkie en broertjes Kees en Mar in Schiedam. Vlak naast hun huis lag een hele grote scheepswerf met een machinefabriek. Ondanks dat de Duitsers de daken van de werf en de fabriek hadden gecamoufleerd, werd het complex vaak gebombardeerd. Wat haar is bijgebleven zijn de mooie zonnige dagen waarop het luchtalarm soms tot wel vijf à zes keer per dag afging. “Wij woonden zo dicht bij de scheepswerf dat we mochten vertrekken als het vooralarm afging, dat was een hele korte sirene. Je wist dat het luchtalarm af zou gaan. Wij gingen dan altijd naar mijn oma die een eindje verder woonde. Dat was ongeveer tien minuten lopen. Als het vooralarm afging pakte mijn moeder mijn twee jongste broertjes en zette ze in de kinderwagen. Die stond al klaar in de gang en eigenlijk moest de wagen altijd van twee treden naar beneden worden getild, maar als het alarm afging dan werd de wagen gewoon naar beneden geduwd. We holden dan zo snel mogelijk naar oma toe. Soms haalden we het niet en schuilden we in portieken. Want zodra het echte luchtalarm afging, moest je binnen zijn. Als het alarm over was gingen we weer naar huis. Soms waren we net thuis als het vooralarm weer klonk en we terug naar oma konden hollen.” Deze tijd maakte indruk op mijn oma. “Het was heel eng en mijn zusje en ik waren dan ook enorm angstig als het alarm afging.” Wat haar het meest is bijgebleven is de keer dat wel zeven bommen verschillende huizen in haar buurt verwoestten.  

De tocht naar Puiflijk 

“Mijn vader was overdag nooit thuis want hij werkte bij de meelfabriek. Hij kon mijn moeder dus niet helpen als het luchtalarm weer afging. De situatie was te erg, dus toen heeft mijn vader besloten dat we weg moesten. Tijdens de mobilisatie is hij ingekwartierd geweest in een boerderij in Puiflijk. Op een ochtend zijn we daarheen gegaan. Mijn moeder had de kinderwagen volgegooid met goed en mijn broertje Kees lag daar bovenop. De stapel was zo hoog dat hij bijna uit de kinderwagen viel. We zijn toen met de trein naar Dordrecht gegaan en we hebben daar toen drie uur moeten wachten op de trein naar Tiel. Vanaf Tiel was het nog vijftien kilometer lopen. Het was al donker toen we aankwamen. Mijn vader is toen gaan vragen bij die boerderij of we daar mochten komen wonen. Dat kon niet maar ze hebben ons toen een ander adres gegeven.”  

Bij Ome Gerrit en Tante Fietje  

Uiteindelijk vonden mijn oma en haar familie onderdak bij een gezin in Puiflijk. Haar vader ging terug naar Schiedam want hij moest gewoon werken, maar elke zaterdag en zondag bracht hij bij hen door. “We hebben daar een hele fijne tijd gehad bij Ome Gerrit en Tante Fietje. Je merkte daar niets van de oorlog. In Schiedam was dat wel anders, daar waren veel marcherende soldaten en stond op alle hoge gebouwen afweergeschut. Je werd daar constant geconfronteerd met de oorlog.” In Puiflijk was het rustig en ondanks de verschillen werd het stadse gezin snel opgenomen in de katholieke gemeenschap. Deze rust werd één keer verstoord toen het luchtalarm onder schooltijd afging. Mijn oma en haar zusje waren doodsbang en kropen onder de bank. Alle andere kinderen gingen in hun naïviteit naar buiten naar de vliegtuigen kijken. Ze hadden geen idee van het gevaar.  

Dat waren wij ook 

In de zomer van 1943 ging het gezin van mijn oma weer terug naar Schiedam. Ze bleven contact houden met het gezin in Puiflijk. Na de oorlog ging mijn oma nog een aantal keer op vakantie in Puiflijk en hield ze contact met een nichtje van Ome Gerrit. Jaren later toen mijn oma beelden uit het buitenland zag van vluchtende families dacht ze opeens: “Dat waren wij ook.” Als ik haar vraag of ze dat als kind ook al door had, zegt ze: “nee dat besef had ik toen nog niet. Maar als ik dan van die beelden op tv zie dan denk ik, dat hebben wij ook gedaan. Wij waren eigenlijk ook vluchtelingen. Het is ook heel bijzonder dat die mensen ons in huis hebben genomen. Er zou maar een moeder met vier kinderen bij je aankloppen.”  

Door: Sterre Schlink, masterstudent Geschiedenis en Actualiteit aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.