Artikel

'Er klonk een vreselijk geluid van boven'

Hoe een kleuterschool werd getroffen door bommen van eigen zijde

Alleen de ruwe emotie van een persoonlijk verhaal over de oorlog laat zien wat het betekent om zo’n grote ramp mee te maken. Een van deze verhalen is het verhaal over leed, wederopbouw en kracht van de 83-jarige Addy, tegenwoordig woonachtig net buiten Nijmegen in een slaperig dorpje genaamd Beuningen. Wat schuilgaat achter deze sterke en energieke vrouw is het noodlottige verhaal van 22 februari 1944: het bombardement op Nijmegen.

Een dag zoals elke andere 

Als 5-jarige kleuter ging Addy op de dag van 22 februari 1944 met haar broertje, Jopie, naar de Montessorischool in het centrum van Nijmegen. “Het was een zonnige dag maar Jopie wilde helemaal niet naar school, hij wilde liever thuisblijven.” Met veel moeite en de belofte dat hij weer mocht spelen met de blokken, wist Addy hem te overtuigen om mee te gaan. Deze overtuiging duurde wat lang, waardoor de twee laat op school arriveerden en er voor Addy geen tijd meer was om haar kralen aan haar vriendinnen laten zien. De zuster beloofde dat als ze haar boterham had opgegeten, ze de kralen tussen de middag alsnog mocht tonen.  

Toen rond de middag het luchtalarm afging - wat wel vaker voorkwam in de laatste jaren van de oorlog - at Addy snel haar boterham op. Haar broer zat nog te treuzelen met zijn eten toen zij alvast de gang op ging met een vriendin om te pronken met haar prachtige kralen. Op dat moment “klonk er een vreselijk geluid van boven”. Dit oorverdovende geluid was dat van het inslaan van ongeveer vijfhonderd Amerikaanse bommen in en rondom het centrum van Nijmegen. Ook op de kleuterschool van Addy. Alleen het monument De Schommel en de kastanjeboom staan hier nog als getuigen van de verdrietige gebeurtenissen van die dag. 

De sloop van ruïnes na de verwoestingen van het bombardement op Nijmegen van 22 februari 1944 / NIOD

 

Bidden in het duister  

“Wat er daarna gebeurde weet ik niet, ik verloor waarschijnlijk het bewustzijn door de luchtdruk". Toen Addy onder het puin en in het donker wakker werd, hoorde ze alleen het bidden van de zusters. “Ik ben mijn schoen kwijt!” riep ze naar de zusters toen ze merkte dat het puin op haar blote voet lag. “Bid maar een weesgegroetje” was het antwoord dat zij kreeg. Toen Addy het bewustzijn voor een tweede keer verloor en weer wakker werd, wist de brandweer haar nog net te redden door een gat in het puin bij de voordeur, vlak voordat het gebouw verder zou instorten. Later bleek dat het snelle eten van haar boterham en haar positie tot de uitgang van de school haar leven hadden gered.  

Gedurende het bombardement werd tevens de kerktoren vlak bij het woonhuis van de familie van Addy getroffen, waardoor de gehele familie geëvacueerd moest worden. Toen de vader van Addy haar vond in een café in de buurt, samen met andere overlevenden, was Jopie nergens te bekennen. De vader van Addy zocht de volgende ochtend nog tussen het puin van haar voormalige school, op zoek naar haar broertje. Ze beschrijft zelf dat, “na het vinden van zijn schoen met inhoud”, het duidelijk was dat haar broertje op drie jarige leeftijd was omgekomen in de verwoesting van die dag. 

Verwoestingen op de Grote Markt na het bombardement door de Amerikaanse luchtmacht op Nijmegen van 22 februari 1944 / NIOD  

Verdriet en wederopbouw 

Het verlies van Jopie en het achterlaten van hun huis troffen de familie en Addy zwaar, maar vanwege de wederopbouw in de jaren na het bombardement was er nauwelijks ruimte voor het verwerken van dit verdriet. De ouders van Addy werkten allebei zeer hard. Zelfs toen haar vader, die Addy omschrijft als een zeer excentriek persoon, werd getroffen door een hersenbloeding op haar eerste verjaardag na het bombardement zou hij al spoedig weer zijn werk als schilder oppakken. Dit doorzettingsvermogen zag Addy als iets positiefs. Zo merkte ze op dat de gebeurtenissen van de oorlog haar en haar familie de kracht gaven “om door te zetten en om nooit negatief te zijn”. De verwerking van haar verdriet zou pas veel later in haar leven komen. Zo voelde Addy zich schuldig over het achterlaten van haar broertje in het lokaal. Ook omdat ze dacht dat hij het zou hebben overleefd als zij hem had meegenomen. Jaren later, in 1994, bleek dat mensen die bij haar in de gang aanwezig waren geweest het tevens niet hadden overleefd. Hierdoor voelde ze zich minder schuldig, hoewel de gebeurtenissen van die dag haar altijd bij zullen blijven. 

Addy’s verhaal laat het persoonlijke leed zien van de Nijmegenaren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haar verhaal, samen met alle verhalen van ooggetuigen van deze oorlog, tonen hoe het was om een ramp mee te maken maar ook hoe dit leed kan leiden, en heeft geleid, tot een sterke vrouw met doorzettingsvermogen en levenslust. Toen we bespraken hoe ze in het leven stond na het meemaken van die rampzalige 22 februari 1944 zei ze: “Je moet niet gaan zitten kniezen. Gewoon aan de slag!” 

Door Dion Merkelbag – Masterstudent Geschiedenis en Actualiteit aan de Radboud Universiteit.