Deze mythe vormt het fundament van een staatsbestel dat in het oude Egypte dertig eeuwen lang zal standhouden. “Overal in Egypte vind je dit thema terug,” vertelt de Leidse egyptoloog Olaf Kaper. De levende koning op aarde is de reïncarnatie van de god Horus en wordt na zijn dood herenigd met de god Osiris. Isis wordt het rolmodel voor de koninginnen: zij schenken het leven aan de troonopvolger en nemen als dat nodig is de touwtjes in handen om het land te redden. “Vaak wordt de koningin ook vereenzelvigd met de godin Hathor.” vertelt Kaper. “Dan zie je haar afgebeeld met een kroon met twee koehoorns met de zon daartussen.” Hathor, die geldt als godin van de schoonheid en van de vreugde, was in de scheppingsmythe de voedster van Horus, wat ook haar associatie met de koninginnenrol verklaart.
Met een klein gezelschap onder leiding van Olaf Kaper ben ik in Egypte. We zijn op zoek naar de oude koninginnen van het land. Dankbaar maken we gebruik van het feit dat enkele bijzondere graven nu voor het eerst in jaren weer (mondjesmaat) worden opengesteld. In Deir el-Medina, het dorpje waar de kunstenaars woonden die werkten aan de graven in de Vallei der Koningen en de Vallei der Koninginnen, bezoeken we het graf van de beeldhouwer Nachtamoen. Voorzichtig buig ik diep door de knieën om het plafond in de smalle, lage gang niet te raken. Meer nog dan voor mijn hoofd, ben ik bezorgd voor de kwetsbare muurschilderingen die alle oppervlakten van zijn tombe sieren. Op een van de muren heeft Nachtamoen zichzelf afgebeeld, gehuld in luipaardvel, terwijl hij een plengoer brengt aan Osiris, de god van het dodenrijk. Op andere schilderingen herken ik goden als Isis, Horus, Anubis en Toth. Ik krijg grote bewondering voor de toewijding waarmee Nachtamoen, na zijn ongetwijfeld zware werkweek, ook nog zijn eigen tombe uithakte en decoreerde – diep in de rotsen, met alleen handgereedschap en niet meer verlichting dan een enkel olielampje. Ik begin ook steeds beter te begrijpen hoe diep de complexe godenwereld verankerd was in het Egyptische bewustzijn.
Tijdens de 31 Egyptische dynastieën hebben er letterlijk duizenden koninginnen geleefd. Een koning was gerechtigd meerdere vrouwen te hebben, die gezamenlijk in een harem leefden en werkten. De vrouwen waren niet allemaal even belangrijk. Bovenaan stond de Grote Koningin van de Farao, daaronder kwamen de bijvrouwen, ‘koninklijke ornamenten’ en ‘schoonheden’. Veel van deze koninginnen zijn alleen bekend bij egyptologen. Een enkeling verwierf wereldfaam, zoals Cleopatra, hoewel zij eigenlijk meer Grieks dan Egyptisch was en leefde in een tijd dat haar land feitelijk een Romeinse provincie was.
Er is echter één periode geweest in de Egyptische geschiedenis waarin een reeks koninginnen zich wist te onderscheiden doordat zij buiten de hun traditioneel toebedeelde rol van ‘vrouw van de farao’ durfden en konden treden. Dit tijdperk staat bekend als het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.), de grootste bloeiperiode van het oude Egypte. De bekendste koninginnen uit dit tijdperk, Ahmose-Nefertari, Hatsjepsoet, Nefertiti en Nefertari, waren alle vier krachtige vrouwen die ieder een stempel op hun tijd wisten te drukken – ook al probeerden latere generaties soms hun bestaan uit te wissen.
Ahmose-Nefertari
Het Nieuwe Rijk begon toen farao Ahmose I in 1539 v.Chr de Hyksos verdreef uit Egypte, buitenlandse volken die ruim een eeuw de baas waren in Beneden-Egypte. Ahmose maakte Thebe (nu Luxor) tot hoofdstad van het door hem herenigde Egypte en wordt gezien als stichter van de 18de dynastie. Ahmose huwde zijn zuster Nefertari, met wie hij meerdere kinderen kreeg. Incestueuze relaties waren niet ongewoon in de koninklijke familie. De goden hadden zelf het voorbeeld gegeven, Osiris was immers gehuwd met zijn zus Isis.
Ahmose-Nefertari werd de Grote Gemalin van Ahmose I en kreeg bovendien de titel ‘Godsgemalin van Amon’. Deze was gekoppeld aan de functie van opperpriesteres van de Amontempel in Karnak, voor een vrouw de hoogst denkbare maatschappelijke positie. Samen met haar man speelde zij een belangrijke rol in het herstellen van de vrede in haar land na het verdrijven van de Hyksos.
Na de dood van de farao regeerde Ahmose-Nefertari samen met haar zoon Amenhotep I, en het koppel werd onderwerp van een cultus die eeuwenlang stand zou houden. “Dat is goed te zien in de grote tempel van Karnak,” vertelt Kaper, “maar ook in Deir el-Medina. In het noorden van het dorp stonden kapellen waar Ahmose-Nefertari en haar zoon door de werklieden werden vereerd.” In een van die kapellen werden drie houten cultusbeeldjes van haar gevonden.
Hatsjepsoet
Amenhotep I werd opgevolgd door Thoetmoses I, de eerste farao die zich liet begraven in de Vallei der Koningen. Hij was een productief bouwheer, een eigenschap die zijn dochter Hatsjepsoet van hem erfde. Zij trouwde haar hal roer Thoetmoses II. Die werd in naam farao, maar het lijkt erop dat Hatsjepsoet al snel de teugels in handen nam. Thoetmoses II kreeg een zoon bij een van zijn andere vrouwen: Thoetmoses III. Deze was nog een zuigeling toen zijn vader stierf, en Hatsjepsoet werd regentes. Maar haar ambities reikten veel verder.
Midden in de grote Tempel van Amon in Karnak tuur ik omhoog naar een van de twee obelisken die Hatsjepsoet hier liet oprichten. De opschriften, 28,48 meter hoog, laten aan duidelijkheid niets te wensen over: Hatsjepsoet laat trots haar koninklijke titels vermelden, ze is zelf farao geworden – ongehoord voor een vrouw. Haar nieuwe rol krijgt geleidelijk ook zijn weerslag in de manier waarop ze wordt afgebeeld.
Op een beroemd beeld van Hatsjepsoet dat in het bezit is van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, draagt zij alleen nog de nemes, de faraonische hoofddoek en een jurk, maar op de kolossale (gereconstrueerde) beelden in haar indrukwekkende dodentempel in Deir el-Bahri heeft ze zich ook een faraobaard laten aanmeten. “Om haar kroning tot farao te rechtvaardigen, heeft ze op de muren van de tempel het verhaal van haar goddelijke geboorte afgebeeld”, vertelt Kaper, die ons meeneemt naar een zuilengalerij. In reliëfs is te zien hoe Hatsjepsoets moeder wordt bezocht door de god Amon, die haar vertelt dat zij is uitverkoren zijn dochter te dragen, de toekomstige farao van Egypte.
Hatsjepsoet was een actieve vorstin, die behalve tal van bouwactiviteiten ook militaire campagnes en handelsexpedities ondernam. Beroemd is die naar Punt. Waar deze legendarische regio precies lag, is niet bekend, vermoedelijk ergens in het huidige Eritrea. Wat wel bekend is, is dat de expeditie een rijke buit mee naar huis bracht. Die bestond uit mirre en wierook, goud, ivoor en ebbenhout. Ook hiervan deed Hatsjepsoet uitgebreid verslag op de muren van haar dodentempel.
Na een regeringsperiode van 22 jaar stierf Hatsjepsoet en kon haar stiefzoon eindelijk zijn plaats op de troon innemen. De koningin-farao werd begraven in de Vallei der Koningen. Enkele jaren na haar dood echter, liet Thoetmoses III de herinnering aan Hatsjepsoet volledig uitwissen. De beelden in haar dodentempel werden vernietigd en haar naam werd uit reliëfs weggehakt. Waarschijnlijk wilden de aan de goddelijke orde gehechte Egyptenaren elk mogelijk bewijs van een ‘abnormale’ farao wegvagen.
Nefertiti
Nefertiti is misschien wel de raadselachtigste van de Egyptische koninginnen. Ze moet een beeldschone vrouw zijn geweest, maar over haar leven – en vooral over haar laatste jaren – is veel onduidelijk. Dat is voor een groot deel te wijten aan de weerslag van de grote religieuze omwenteling die haar man Amenhotep IV in gang heeft gezet. Al direct in zijn eerste regeringsjaar nam hij radicaal afstand van de bestaande godsdienst in Egypte. Dat ging gepaard met een aantal ingrijpende maatregelen, die bij het volk en de machtige priesterklasse op veel weerstand stuitten.
Als eerste werd het veelgodendom afgeschaft en werd de zonneschijf Aton bevorderd tot de nieuwe oppergod. Om te laten zien dat hij diens dienaar was, koos Amenhotep IV een nieuwe naam: Achnaton. Hij werd zelf hogepriester van zijn nieuwe cultus. Verder stichtte hij een nieuwe hoofdstad, Achetaton (bij Amarna), en sloot hij alle tempels die niet aan Aton waren gewijd.
Er werden ook grote vernieuwingen in de kunst doorgevoerd; de uitdrukking van emoties krijgt daarin een voorname rol. Overgebleven kunstwerken uit de Amarnaperiode laten soms een zeer onconventioneel beeld zien van Achnaton en Nefertiti, bijvoorbeeld spelend met hun jonge kinderen.
De veranderingen van Achnaton veroorzaakten echter bestuurlijke chaos, en mogelijk werd de farao uiteindelijk door tegenstanders van zijn regime vermoord. Het lot van Nefertiti, die naast Achnaton een gelijkwaardige positie als koningin bekleedde, is ook onduidelijk, hoewel er wordt gespeculeerd dat zij na Achnatons dood zelfstandig regeerde onder de naam Neferneferoeaton.
Na hun beider dood werd de traditionele goddelijke orde in Egypte in ere hersteld. De tempels gingen weer open en de cultus van Amon werd opnieuw staatsgodsdienst. De stad Amarna en alle herinneringen aan Achnaton werden vernield en begraven. Eeuwenlang bleef de Amarnaperiode onbekend. De beroemde buste van Nefertiti werd pas in 1914 teruggevonden.
Nefertari
In het Ramesseum, de dodentempel van Ramses II, ontmoeten we de Franse archeoloog Christian Leblanc, die al dertig jaar onderzoek doet in Thebe. “Van meet af aan had Ramses twee vrouwen, Nefertari en Isisnofret, die aanvankelijk gelijkwaardig waren in rang”, vertelt hij. “Toch werd Nefertari al snel de belangrijkste koningin, eenvoudig omdat zij hem als eerste een zoon schonk.”
Maar als ik kijk naar alle monumenten die Ramses heeft opgericht, krijg ik het idee dat er veel meer tussen hem, Nefertari en Isisnofret heeft gespeeld dan een strijd om het nageslacht: Ramses heeft Nefertari aanbeden. Kosten noch moeite heeft hij gespaard om haar te eren met inscripties en beelden.
Eén voorbeeld daarvan is zeer uitzonderlijk: de tempel van Nefertari in Abu Simbel. Op de façade ervan zijn de koningin en de farao even groot (zo’n tien meter) afgebeeld – voor zover bekend de enige plek in Egypte waar dit ooit is gebeurd. Ook liet Ramses er deze wijdingstekst uithakken: ‘Voor de geliefde grote koninklijke echtgenote Nefertari Merenmoet, zij voor wie de zon schijnt.’ In de tempels van Karnak en Luxor is Nefertari ook alom aanwezig. Maar hier wordt zij, overeen- komstig de traditie, niet groter afgebeeld dan tot op kniehoogte van de farao.
Ramses regeerde maar liefst 66 jaar, werd negentig jaar oud en kreeg in totaal bij al zijn vrouwen meer dan honderd kinderen. Nefertari en Ramses kregen er samen acht, maar geen daarvan leefde lang genoeg om hem op te volgen. Ook Nefertari stierf lang voor haar echtgenoot, in het vijfentwintigste jaar van zijn regering. Hoe hij dit verlies heeft gedragen, weten we niet, maar misschien is de tombe die hij voor zijn vrouw liet maken wel het mooiste monument van zijn liefde voor haar.
Een zware metalen toegangsdeur en een steile trap geven toegang tot het graf, dat in 1904 werd ontdekt door de Italiaanse archeoloog Ernesto Schiaparelli. QV66, Queens Valley 66, zoals het graf officieel heet, ligt net als alle andere Thebaanse konings- en koninginnengraven in een dor, onaantrekkelijk dal waar niets verraadt wat voor schatten zich onder de grond bevinden. Maar eenmaal binnen, maakt de dorheid plaats voor een explosie van frisse kleuren, sierlijke hiërogliefen en prachtige afeeldingen van mensen, goden, dieren en planten. En, een grote verrassing die op foto’s van de schilderingen nauwelijks zichtbaar is: de schilderingen hebben een subtiele derde dimensie omdat de ondergrond een reliëf heeft dat nauwkeurig de contouren van de afeelding volgt.
“Wat we zien, zijn hoofdstukken uit het dodenboek, waarin de koningin bij de hand wordt genomen op weg naar het hiernamaals.” vertelt Kaper. Toch zie ik geen afbeeldingen die een droevige of angstaanjagende indruk maken. Integendeel. Ik zie een serene koningin die goden en andere wezens ontmoet die het goed met haar voorhebben en haar helpen op haar weg door de onderwereld.
In een zijkamer staat Nefertari met haar handen opgeheven naar een groep van zeven koeien en een stier. Zij zullen haar in het hiernamaals voorzien van voedsel. Daaronder vier afbeeldingen van een roer, die staan voor de vier windrichtingen. Deze helpen Nefertari de juiste koers te varen op haar laatste tocht. Nefertari ontmoet vele goden, die ze offers aanbiedt. In de eigenlijke grafkamer moet zij nog door de poorten van Osiris, die elk worden bewaakt door drie wachters. Maar natuurlijk kent Nefertari de juiste spreuken die haar vrije doorgang verlenen, en mag ze het rijk van Osiris betreden. Eén scène op een van de vier pilaren van de gra6amer blijft me lang bij. Nefertari staat er hand in hand met Isis/ Hathor die haar met de ankh of levenskruis het eeuwig leven inblaast. De aardse en de goddelijke koningin zijn hier verenigd.