Artikel

Het koloniale verleden is thuisgekomen – en nu?

Door Gert Oostindie

'Het koloniale verleden is thuisgekomen,' aldus Gert Oostindie. Maar hoe gaan wij om met dit verleden en hoe wordt deze in de publieke ruimte verbeeld?

Op de kolonisatie volgde de dekolonisatie, op de dekolonisatie de postkoloniale migraties. De migranten die in Nederland arriveerden werden niet met open armen ontvangen, maar hadden wel het recht zich te vestigen. Ze hadden een krachtig retorisch argument tegen xenofobe reacties: ‘Wij zijn hier omdat jullie daar waren!’ De koloniale geschiedenis kwam thuis en inmiddels telt Nederland meer dan een miljoen burgers met een familiegeschiedenis die tot in Indonesië of de Cariben strekt.

De geschiedenis kwam thuis. Het aanvankelijke zwijgen – ‘met een uitroepteken’, schrijft Adriaan van Dis – van de Indische ‘repatrianten’ is allang voorbij. De Molukkers deden vanaf de jaren zeventig heftig van zich spreken. De Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders namen nooit een blad voor de mond. De rest van Nederland stribbelde lang tegen, maar inmiddels is het gemeengoed geworden dat het koloniale verleden niets iets ver weg is, maar onlosmakelijk hoort bij de nationale geschiedenis vanaf het moment dat de Nederlandse staat vorm kreeg.

In de publieke ruimte werd naoorlogs langzaamaan ruimte gemaakt voor de verbeelding van dat koloniale verleden, niet langer in de modus van verheerlijking, maar van herdenking, eerbetoon en tenslotte spijtbetuiging. De monumenten die verrezen ter nagedachtenis van de ‘Jappenkampen’ en ook van de inzet van Nederlandse militairen tijdens de laatste grote koloniale oorlog (1945-1949) ademden nog een sfeer van spijt over wat verloren was gegaan, van erkenning van ‘eigen’ leed – de Indonesische bevolking bleef buiten beeld.

Foto: Jiri Buller

Dat gold per definitie ook voor de standbeelden die vervolgens werden opgericht ter herdenking aan de vestiging van Indische Nederlanders en Molukkers. De oprichting van het Nationaal Monument Slavernijverleden in 2002, gevolgd door soortgelijke monumenten elders, markeerde een omslag: hier werd alle nadruk gelegd op het lijden en de veerkracht van de slaafgemaakten, de gekoloniseerde meerderheid van weleer. Monumenten van herinnering en ook nationale deemoed, opgericht als antwoord op de Caribische eis van erkenning.

 

En opnieuw – want echt, dat gebeurde al veel vaker! – staan nu standbeelden die ooit werden opgericht om het kolonialisme te verheerlijken in de spotlights. Er wordt wel geklaagd over postkoloniale beeldenstormen. Dat is zwaar overdreven – vooral omdat Nederland, ook vergeleken met omliggende koloniale mogendheden van weleer, zo weinig van die beelden heeft. Maar natuurlijk, zo’n standbeeld als van J.P. Coen in Hoorn, het schreeuwt om méér dan alleen de kritische plaquette die er indertijd op werd geschroefd. En er zal ongetwijfeld ook elders wel wat worden afgebroken, bijgebouwd, aangehecht, omgedoopt. Maar in de hitte van de strijd wordt weleens vergeten dat er de afgelopen decennia vooral gebaren werden gemaakt die juist het verzet tegen kolonialisme en racisme symboliseerden.

Al in 1984, Mama Baranka, in Amsterdam, ter herinnering van de doodgestoken Antilliaanse jongen Kerwin Duinmeijer. De monumenten tegen de slavernij, vanaf 2002. Anton de Kom, 2006. Maar ook: straatnamen in de grote steden die strijders tegen het Nederlandse kolonialisme eren. Een groot aantal tv-documentaires, tentoonstellingen, de canons, onderwijsmateriaal. Het is allemaal nog niet genoeg, maar dit is de dominante trend, niet de achterhoedegevechten waarin het koloniale verleden wordt verheerlijkt.

Ik was erbij, ook een dikke kwart eeuw geleden al, en ik blijf proberen een steentje bij te dragen. Maar ik heb gemengde gevoelens. Het moet wel schuren, het moet wel als een bittere pil smaken. Dat doet het niet als alle gebaren obligaat zijn en valse schaamte eigenlijk zelfvoldaanheid maskeert: ‘Kijk eens hoe inlevend en zelfkritisch wij zijn, wéér een voorbeeld voor de wereld!’ En dat doet het evenmin als in één keer alle nationale geschiedenis op de mestvaalt wordt gegooid, omdat er niets van deugt zoals eigenlijk dit hele land niet deugt.

Het blijft een glibberig pad, hoezeer wij het ook plaveien met canons, monumenten, plechtige verklaringen en scherven van onze voorgangers.

Gert Oostindie is directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en hoogleraar Koloniale en postkoloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden.