Artikel

‘Als je de islam wil begrijpen, moet je het Byzantijnse Rijk doorgronden én de theologie uit die tijd’

Door: Lola Bos/Historisch Nieuwsblad

In zijn nieuwe boek Uit de diepten van de hel belicht wetenschapsjournalist Marcel Hulspas een periode die naar zijn mening te lang is afgedaan als een tussentijd. Bestudering van de periode tussen 300 en 800 kan leiden tot meer inzichten in het ontstaan van de islam.

Welke periode bespreekt u in uw boek en waarom juist dat tijdvak?
‘Over de hoogtijdagen van de klassieke cultuur en de daaropvolgende tijd van Constantijn, zo rond 300, bestaan er voldoende boeken. Ook over de Franken en Karel de Grote, om en nabij 800, is genoeg te lezen. Ik verwonderde me erover dat er geen populairwetenschappelijk boek bestond over de eeuwen daartussen, die vaak gemakshalve als de dark ages worden afgedaan, en dus besloot ik daarover te schrijven.’

‘Bovendien hebben we nu al geruime tijd te maken met de islam. Dat roept de vraag op waar die godsdienst vandaan komt. Als je de islam wil begrijpen, moet je het Byzantijnse Rijk doorgronden én de theologie uit die tijd. Daarnaast zijn na de negentiende eeuw godsdienst en politiek vaak afzonderlijk behandeld, terwijl het volgens mij van essentieel belang is om die twee gezamenlijk in ogenschouw te nemen.’

Kunt u samenvatten waar de christelijke godsdienstkwesties in die tijd over gingen?
‘Eigenlijk was er één heel grote kwestie, namelijk: wie was Jezus? Een mens, een god, een godmens, god en mens? Daar waren allerlei theorieën over. De mens was stof en verval en zonde. Alles wat goddelijk was, was perfect en oneindig. Daartussen zat een enorme kloof en daarom was het een absurd idee dat iets goddelijk en menselijk tegelijk kon zijn. Iedereen beet zich daar de tanden op stuk en dat leidde voortdurend tot nieuwe theorieën, verketteringen en strijd. De keizer, de vertegenwoordiger van Christus op aarde, moest een oordeel vellen, maar kon de twisten vaak niet in de hand houden. Als hij zijn gezag verloor, boette hij ook in aan economische en politieke macht in een bepaalde regio. Mensen waren niet bereid belasting te betalen aan een ketterse keizer of in zijn leger dienst te nemen. Op een gegeven moment had de keizer daardoor geen inkomsten en troepen meer uit grote delen van het rijk. Daaraan zie je hoezeer godsdienst en politiek vervlochten waren.’

Lees het hele interview op de website van Historisch Nieuwsblad.

Afbeelding: Interieur van de Hagia Sofia in Istanboel. Foto uit de 19e eeuw (Cornell University Library).