Artikel

Hoe de Republiek Nieuw-Amsterdam verspeelde

Door: Mirjam Janssen/Historisch Nieuwsblad

Maar liefst twee keer hadden de Nederlanders Manhattan, het hart van het huidige New York, in handen. En twee keer vonden ze het niet nodig voor het behoud ervan te vechten. Waarom gaf de Republiek deze kolonie zo makkelijk op?

Zou hij de kanonnier het bevel geven te schieten? Op 8 september 1664 keek Peter Stuyvesant vanuit zijn fort op Manhattan uit over de haven, waar vier Engelse oorlogsschepen klaarlagen om in actie te komen. Even daarvoor had hij contact gehad met de Engelse commandant, die de Nederlandse kolonie opeiste. Stuyvesant kon hooguit 250 man optrommelen om de naderende aanval af te slaan, en dat was niet genoeg. Maar als hij zich zonder verzet overgaf, zou hij zeventien jaar werk als directeur-generaal roemloos weggooien. Hij had de kolonie Nieuw-Nederland namens de West-Indische Compagnie (WIC) bestuurd met de ijzeren volharding die kenmerkend voor hem was. Toen in 1644 tijdens een slag in de Cariben zijn rechterbeen was afgeschoten, had hij ook niet opgegeven. Hij had een houten poot genomen en was weer aan het werk gegaan.

Nieuw-Nederland lag halverwege de oostkust te midden van de immense Amerikaanse wildernis. Het gebied was de Republiek in 1609 bij toeval in de schoot gevallen, toen ontdekkingsreiziger Henry Hudson in opdracht van de Staten-Generaal op zoek was naar een doorgang naar Azië. Hij stuitte op een brede rivier met aan de monding een paar eilanden die heel geschikt leken voor een handelsvestiging. Het gebied eromheen was prachtig: er waren rivieren en beken vol vis en schelpdieren; er groeiden aardbeien, karmozijnbessen, walnoten en druiven. Het stikte er van de vogels en wilde beesten met fraaie pelzen, zoals beren, bevers en otters. Bovendien waren de inheemse bewoners vriendelijk en bereid handel te drijven. Ze wilden meteen maïs, tabak en vruchten ruilen tegen messen, bijlen en kleinigheden.

Al snel voeren Nederlandse kooplieden af en aan om bever- en otterhuiden op te halen. De bevervellen werden verwerkt tot vilten hoeden, die in Europa zeer populair waren. Verder ontwikkelde de kolonie zich nauwelijks – tot 1621, toen het Twaalfjarig Bestand in de oorlog met Spanje afliep en de West-Indische Compagnie werd opgericht voor de handel op West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika. Toen leek de handelspost aan de Hudson opeens een geschikte uitvalsbasis in de strijd en een goede overslaghaven voor hout en huiden.

Lees het hele artikel op de website van Historisch Nieuwsblad.

Afbeelding: Gezicht op Nieuw Amsterdam, ca. 1665, door Joh. Vingboons (Nationaal Archief).