Artikel

De dubbelzinnige grenzen van Europa

Thomas von der Dunk

Geen mens en geen samenleving kan zonder grenzen. En tegelijk staan grenzen vaak mensen en samenlevingen in de weg, omdat de bestaande grenzen niet altijd met de gewenste sporen. Het is de kern van het probleem 'Europa'. Het is veel te groot om vanuit één punt volgens dezelfde regels bestuurd te worden, terwijl de opdeling in natiestaten direct haar eigen problemen genereert.

Een uniform Europa zou resulteren in een enorme bureaucratie - en reeds nu wordt deze door veel burgers als probleem ervaren. Interne grenzenloosheid binnen Europa is prettig voor wie in heel Europa filevrij vakantievieren, winkelen of handeldrijven wil. Maar zodra niet alleen lief, maar ook leed gedeeld moet worden, gaat tellen of men zich wel voldoende verwant voelt. Hoe groter de afstand, hoe groter de verschillen, hoe minder dat zo is.

Het spreken van dezelfde taal vormt daarbij een belangrijk criterium. Net wat nu juist sterk voor de aantrekkelijkheid van Europa zorgt - de mede met die taalverschillen samenhangende culturele variëteit - staat de grenzenloze eenheid in de weg. Zeker in minder florissante economische tijden als de huidige houdt de solidariteit tussen de Europeanen niet over, en neemt dus de roep om het stellen en trekken van grenzen weer toe.

Het stellen van grenzen: als een land er een potje van gemaakt heeft, moet het zelf voor de schade opdraaien. En zo resulteert het stellen van grenzen ook weer snel in het trekken van grenzen, omdat het eerste vergt dat de boosdoener in zekere zin wordt geïsoleerd. Het probleem van de eurozone is, dat dat door de gemeenschappelijke munt niet meer zo makkelijk kan. Dat zet nu de samenhang van de Europese Unie enorm onder druk. De behoefte hier weer grenzen te trekken, niet alleen voor geldstromen maar ook voor personen, wordt uiteraard de laatste maanden extra versterkt door de vluchtelingenstroom, waarbij iedere lidstaat de neiging heeft die op het bordje van de buren te deponeren.

Een ongedeeld Europa zonder enige interne grens is alleen daarom al ondenkbaar, omdat die het volledig opgeven van de nationale staat en het versmelten van de nationale voorzieningen en vermogens vergen zou. De natiestaat wordt door haar inwoners mede gekoesterd omdat zij het vanzelfsprekende kader vormt voor de verzorgingsstaat-arrangementen, waaraan de modale burger zeer hecht. Die zijn per land verschillend, en ook verschillend gefinancierd. Grenzen garanderen dat men er zelf over kan beslissen, en niemand zonder mee te betalen meeprofiteert. In die zin vrijwaart het bestaan van grenzen ons tegen grote interne Europese conflicten.

Tegelijk - en dat is de kern van de Europese evenwichtsopgave - hebben grenzen in het verleden ook voor veel interne Europese conflicten gezorgd. Vrijwel alle oorlogen vloeiden uit onenigheid over bestaande grenzen voort. Vaak speelden nationale minderheden, die per abuis aan de 'verkeerde' zijde van de grens waren beland, daarbij een grote destabiliserende rol. Zelf zouden ze graag of onafhankelijk worden (de Basken) of zich bij een ander land aansluiten (de Zuidtirolers), maar hun gebied wordt door de nationale regering van de staat als onopgeefbaar beschouwt. Dan is juist het doorlaatbaar maken van grenzen, zoals met Schengen is gebeurd, cruciaal om een gewelddadige uitbarsting van ontevredenheid te voorkomen. In dat geval staat dezelfde grens, die anderen een prettig duidelijke afscheiding van de buren garandeert, juist de vrede in de weg.

Thomas Heinrich von der Dunk (Soestdijk 1961) studeerde van 1979 tot 1988 Kunstge­schiedenis en Arche­ologie aan de Universiteit van Amster­dam, waar hij zich specialiseerde in de bouwkunst. Van 1989 tot 1993 was hij als Assistent-in-opleiding ver­bon­den aan de vakgroep Ge­schiedenis van de Univer­si­teit Lei­den, alwaar hij op 10 maart 1994 promo­veerde op Das Deutsche Denkmal, over het propagandisti­sche gebruik van openba­re monumenten in het Heilige Roomse Rijk door de Habsburgers in hun concurren­tie­strijd met de Bourbons. Aansluitend was hij van 1994 tot 1998 als post‑doc­toraal onderzoeker werkzaam bij de vakgroepen geschiedenis van de Uni­versi­teit van Utrecht (van 1994 tot 1999) en Leiden (van 1999 tot 2002). Sedert 2007 is hij gastonderzoeker bij de vakgroep Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam

Sinds 2002 is hij werkzaam als zelfstandig publicist en politiek commentator, en vanaf 2006 in die hoedanigheid als (internet)columnist verbonden aan De Volkskrant. Daarnaast schrijft hij ook in andere kranten, weekbladen en vaktijdschriften over actuele onderwer­pen uit de nationale en internatio­nale politiek, en in tal van wetenschappelijke tijdschriften over thema's uit de Nederlandse, Duitse en Europese architectuur- en cultuurgeschiedenis van de zestiende tot de negen­tiende eeuw.