Artikel

Op zoek naar mijn voormoeders

Column door Suze Zijlstra

Eigenlijk durfde ik niet zo veel van het VOC-archief te verwachten, toen ik wat stukken opvroeg tijdens mijn zoektocht naar mijn Europees-Aziatische voormoeders. Misschien beïnvloedde onbewust een bepaald stereotype beeld van de VOC mijn verwachtingen: ergens dacht ik toch vooral aan een Compagnie waar Europese mannen aanmonsterden, een bedrijf dat draaide om handel. Zaken waar vrouwen formeel weinig mee te maken hadden; vrouwen over wie ik juist meer wilde weten.

Dat dit een achterhaald beeld is, bleek maar weer toen ik door de grote bundels documenten bladerde. Mijn achttiende-eeuwse voorouders woonden in een VOC-vestiging die destijds niet onbelangrijk was, maar ook niet echt aanzienlijk: Makassar, op Zuid-Sulawesi. Ook in zo’n gemiddelde VOC-vestiging ging het niet alleen om handel, maar zeker ook om de controle over een grondgebied en de mensen die daar woonden: Europees, Aziatisch, Euraziatisch; vrij en in slavernij, vrouwen en mannen, puissant rijk, straatarm, en alles er tussenin. De VOC hief belasting, stelde testamenten op, notuleerde vergaderingen en rechtszaken.

De stukken waarin dit alles was genoteerd waren weliswaar niet bedoeld om informatie te geven over vrouwenlevens, maar ik bleek ze daarvoor wel goed te kunnen gebruiken. Tot mijn verrassing ben ik eigenlijk best veel te weten gekomen over mijn Euraziatische voormoeder Jacoba Happon, dochter van een Aziatische vrouw en een Europese man. De belastingadministratie vertelde me in welke straat haar vader een huis had, en dat het een relatief duur stenen huis was. De weeskamer beheerde het geld dat vader Happon aan zijn kinderen naliet. De huwelijken die Jacoba en haar zussen sloten geven inzicht in hun sociale netwerk. De inboedel die Jacoba op latere leeftijd van haar zus Elizabeth erfde, schept een levendig beeld van hun levensstijl, van de meubels en kleding die ze hadden, van de tot slaaf gemaakte mensen in hun bezit.

Het is natuurlijk geen toeval dat ik veel meer documenten kan vinden over mijn Euraziatische voormoeder, dan over haar Aziatische moeder.

Maar wie was Jacoba’s moeder? Veel meer dan een testament van Jacoba’s zus Anna, die aan haar moeder, de ‘inlandse vrouw Sara van Bima’, honderd rijksdaalders naliet, heb ik nog niet gevonden. Misschien was deze Sara ook Jacoba’s moeder, maar zeker is het niet te stellen. Jacoba’s vader kan immers kinderen met verschillende vrouwen hebben gekregen. Waar het archief over bepaalde vrouwenlevens dus veel vertelt, zijn de bronnen zwijgzamer over de levens van hun Aziatische moeders. De geschiedwetenschapper in me wil alles dichttimmeren. Ik wil alleen dingen stellen die hard te maken zijn. Maar hier gaat dat niet lukken. Dit deel van mijn familiegeschiedenis kan ik alleen reconstrueren met vermoedens, waarschijnlijkheden, tekeningen en schilderijen uit die tijd en gegevens van levens van verschillende Aziatische vrouwen die vertellen hoe het geweest zou kunnen zijn.

Theevisite in een Europees huis in Batavia, Jan Brandes, 1779-1785. Collectie Rijksmuseum

Het is natuurlijk geen toeval dat ik veel meer documenten kan vinden over mijn Euraziatische, relatief welgestelde voormoeder die door haar Europese vader was erkend, dan over haar Aziatische moeder. De enorme verschillen in documentatie hangen samen met iemands positie in een samenleving en de manier waarop zij werden behandeld door de mensen met macht in die samenleving. Die machtsrelaties uit het verleden spelen door in wat we in het heden kunnen achterhalen. Wat vonden de VOC-werknemers vroeger de moeite van het opschrijven waard? Welke informatie was nodig om de Nederlandse koloniale macht in stand te houden, en wat —wie—deed er juist niet toe? 

Zijn we bereid verder te kijken dan de mensen door wie en voor wie de archieven destijds zijn gemaakt?

Dat er destijds keuzes werden gemaakt die ons beeld van het verleden nu nog beïnvloeden, wil natuurlijk niet zeggen dat wijzelf geen invloed hebben op ons beeld van dat verleden. Als we een complexer en genuanceerder beeld van de geschiedenis willen krijgen, zijn onze hedendaagse keuzes cruciaal: zijn we bereid verder te kijken dan de mensen door wie en voor wie de archieven destijds zijn gemaakt? Verder te kijken dan de mensen voor wie en door wie vroeger geschiedenis werd geproduceerd? Het ruimte geven aan een vrouwelijk perspectief is hierin een heel belangrijke stap. Maar dan zijn we er nog niet. Als we vrouwen in het verleden bestuderen, moeten we ook oog hebben voor hun grote onderlinge verschillen als we écht recht willen doen aan al die vrouwenlevens.

Wil je meer lezen over dit onderwerp?
- Reggie Baay, de njai. Het concubinaat in Nederlands-Indië (Amsterdam 2008).
- R.G. De Neve, 'Parenteel Coert Axel Rosenquist".
- Suze Zijlstra, 'De wereld van de VOC en de vergeten Aziatische vrouwen'.
- De Mapping Slavery NL Podcastserie over slavernij en videoserie Sporen van Slavernij.

Suze Zijlstra is historicus en is gespecialiseerd in de Nederlandse maritieme en koloniale geschiedenis van de zeventiende en achttiende eeuw. Ze is gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam en werkt momenteel als universitair docent maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Momenteel schrijft ze een boek over de vrouwen in haar Nederlands-Indische familiegeschiedenis, vanaf de VOC-tijd tot en met het heden, genaamd 'De voormoeders'.