Nederland ziet er rond het jaar nul nog heel anders uit. Grote gedeelten langs de (huidige) kust staan onder water of bestaan uit veengebied. Door allerlei veranderingen, zowel door de natuur als door mensenhanden, transformeert Nederland in de loop der jaren tot het land dat we nu kennen. Een van de beroemdste inpolderingen is de Beemster in Noord-Holland. Tijdens de middeleeuwen is dit nog een drassig veengebied dat verbonden is met de Zuiderzee. Door stormvloeden en het afgraven van veen verandert het in een binnenzee. Dorpsbewoners uit de omgeving hebben vaak last van het water.
In 1607 wordt besloten dat de Beemster droog gemaakt zal worden. Rond de Beemster wordt eerst een dijk gebouwd van 42 kilometer lang. Dit wordt gedaan met de grond rondom de dijk. Er ontstaat hierdoor een soort gracht, die de ringvaart genoemd wordt. Het is de bedoeling dat het water uit het meer de ringvaart in wordt gepompt. Het project begint met maar liefst 43 windmolens. Later worden daar nog een aantal molens aan toegevoegd. Deze worden in een rij geplaatst: een molengang. Door de molens steeds een stukje hoger te plaatsen, kan het water trapsgewijs omhoog gepompt worden. Na vijf jaar valt het meer droog.
Als de Beemster in 1612 helemaal drooggepompt is, kan het inrichten beginnen. Er worden wegen, akkers, sloten en boerderijen aangelegd. De kavelindeling in de Beemster is bijna wiskundig uitgevoerd. De polder wordt volgens een strakke, geometrische indeling uitgetekend. Ieder vierkant blok wordt weer opgesplitst in rechthoekige vlakken, waardoor het kenmerkende polderlandschap is ontstaan.
De Beemster is niet enkel een sterk staaltje watermanagement – het is een stukje Nederlandse cultuur. De droogmakerij belandt in 1999 op de UNESCO-lijst als werelderfgoed. Meer weten over Nederland waterland? Bekijk dan de hele collectie over de Nederlandse strijd tegen het water bij NPO Kennis.