Artikel

Intersectionaliteit als tool voor radicale medemenselijkheid

Column door Astrid Kerchman

Radicale medemenselijkheid. Zo omschreef feminist, programmamaker en journalist Clarice Gargard het huidige feminisme onlangs in de NRC. Gekenmerkt door intersectioneel denken, behelst het vele emancipatoire bewegingen: denk bijvoorbeeld aan de klimaatbeweging, #BlackLivesMatter, Pride en #MeToo. 'All oppressions are connected', luidt het devies.

De term intersectionaliteit, in 1989 het leven geroepen door rechtswetenschapper Kimberlé Crenshaw, is gebaseerd op een gedachtegoed dat in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ontstond onder Afro-Amerikaanse feministen. Dit denken ontwikkelde zich rondom een feministische analyse van de ervaringen van zwarte vrouwen, waarin “race,” gender, klasse, en seksualiteit allen een rol speelden. Het gold als kritiek op de heersende whiteness van feministische agenda’s en was een kreet voor meerdere perspectieven binnen het feminisme.

Deze focus op inclusiviteit van het huidige feminisme is maar al te vaak het mikpunt van kritiek. Zo zien sommige critici intersectionaliteit als een doorgeslagen vorm van identiteitspolitiek, een wedstrijdje “zielig zijn,” aldus Gargard. Ook vanuit de (academische) feministische hoek bevindt de term zich vaak op glad ijs. Met name wanneer het wordt gekaapt en gekoloniseerd door bedrijven die de term inzetten als marketingmiddel, waardoor zijn radicale en activistische streven naar gelijkheid wordt ondermijnd. Deze depolitisering heeft er mede toe geleid dat de term inmiddels een buzzword is geworden en, volgens vele kritieken, betekenis heeft verloren. Er is veel te doen omtrent de legitimiteit van intersectionaliteit.

Door terug te gaan naar de roots van de term, worden we herinnerd aan de constante relevantie en tijdloosheid van intersectionaliteit – en, bovenal, aan de urgentie van het bestaan ervan. En dan heb ik het niet over Crenshaw en haar tijdgenoten, nee, dan heb ik het over een vrouw die ongeveer een eeuw voor hen leefde en wier verhaal een grote impact heeft gehad op de ontwikkeling van het intersectionele gedachtegoed: Sojourner Truth (c. 1797-1883).

Als zwarte tot slaaf gemaakte vrouw woonde zij in de staat New York in de Verenigde Staten. Nadat ze haar vrijheid had verworven, werd ze een uitgesproken voorvechter van vrouwenrechten en abolitionisme. Haar speech “Ain’t I A Woman” (1851), voorgedragen tijdens de Women’s Convention in Ohio – naar zeggen een geïmproviseerde speech, aangezien Truth analfabeet was – is vaak geciteerd en inspireerde vele (academische) feministen na haar.

Sojourner Truth in 1864.

Afgelopen voorjaar hebben professor Gloria Wekker en cultuurhistoricus Nancy Jouwe de speech van Truth voor het eerst vertaald naar het Nederlands, voor MOED Museum of Equality and Difference. Een fragment van de vertaling luidt:

Die man daar zegt dat vrouwen in een rijtuig geholpen moeten worden, en over greppels getild, en dat ze overal de beste plaatsen moeten krijgen. Niemand helpt mij ooit in een rijtuig, of over modderpoelen, of geeft mij ooit de beste plek. En ben ik dan geen vrouw? Kijk naar mij! Kijk naar mijn arm. Ik heb geploegd en geplant, en schuren gevuld, en geen enkele man kon mij bijhouden! En ben ik dan geen vrouw?

De kracht van Truths speech zit hem in het feit dat het verder gaat dan simpelweg pleiten voor het betrekken van (in dit geval) zwarte vrouwen bij definitie van “vrouw zijn”. Haar speech duidt meer op een kritiek op het systeem, gebaseerd op categorisering, waarin sommige ervaringen van “vrouw zijn” als typerend worden beschouwd en worden geprioriteerd boven anderen, waardoor andere ervaringen van “vrouw zijn” daarbij automatisch worden gemarginaliseerd. Dit is een cruciaal verschil waardoor haar kritiek naar een hoger niveau wordt getild.

Haar speech is een duidelijk voorbeeld van hoe intersectionaliteit juist de mogelijkheden biedt om te fungeren als kritiek op identiteitspolitiek, in plaats van dat het, zoals critici beweren, simpelweg een vorm van doorgeslagen identiteitspolitiek is. Intersectionaliteit is een herinnering aan de constant veranderende aard van identiteiten, groepen en de machtsdynamieken die aanwezig zijn binnen die groepen. Dus in plaats van een beschrijving van verschillende vormen van identiteit, is intersectionaliteit juist een middel om dominante structuren en categoriseringen te bevragen.

De term problematiseert dan juist hoe identiteiten homogeniserend en universeel kunnen werken. Hoe een bepaald type “mens zijn” symbool komt te staan voor de verschillende ervaringen van “mens zijn” en de processen van uitsluiting die dit met zich meebrengt. Dus ja, we moeten intersectionaliteit inderdaad zien als een vorm van radicale medemenselijkheid, zoals Clarice Gargard al schreef. Een radicale medemenselijkheid die, hoe confronterend ook, na zoveel tijd nog steeds zo hard nodig is.

Astrid Kerchman (1993) is onderzoeksassistent en redacteur bij MOED Museum of Equality and Difference en was afgelopen jaar betrokken als gastonderzoeker en campagner bij Mama Cash voor hun jaarlijkse Feminist Festival, met een onderzoek naar de positie van vrouwelijke kunstenaars in de Nederlandse cultuursector. Ze studeerde in augustus 2019 af van de onderzoeksmaster Gender Studies aan Universiteit Utrecht met een onderzoek waarin ze de machtsrelatie en geconstrueerde tegenstelling tussen stilte en spraak onderzocht en ontmantelde, in politieke systemen die beïnvloed zijn door liberaal-democratische gedachtegoeden.