Artikel

Het mag geen naam hebben

Op 29 oktober 2017 stond de Dag van de Rotterdamse Geschiedenis in het teken van de migratiegeschiedenis van de stad. Jacques Börger van Museum Rotterdam vroeg zich af welke benamingen voor 'migrant' er in de loop der tijd geweest zijn.

Laat ik beginnen met een citaat van Shakespeare uit Romeo & Julia:

What’s in a name? 

Roept Julia vertwijfeld uit. En daar gaat aan vooraf:

Het is juist de naam die onze vijand is. O, laat het een andere naam zijn.

Als je op zoek gaat naar het aantal verschillende groepen dat in Rotterdam woont, kom je langs een groot aantal verschillende benamingen als trefwoorden.

Het begint met de oude naam voor migrant, landverhuizer. Ik  ben in mijn leven vaak verhuisd. En Verhuizen betekent dat een hele inboedel verplaatst wordt naar een ander huis op een andere plek. Hoe je het ook doet, over land, over zee of door de lucht, verhuizen is een proces, een activiteit die een einde heeft. Je bent op een gegeven moment op een plek aangeland en wat dan?

Dan word je een Lander:

Een Buitenlander, maar dat is een vreemde naam voor iemand die net binnen is. Dus van die naam moeten we gauw af.

Een Nieuwe Nederlander. Dat is al beter. Maar hoe lang blijf je nieuw? Er zijn landverhuizers die hier al meer dan 50 jaar wonen. Dat geldt als antiek. Bovendien, zijn wij dan allemaal oude Nederlanders? Ja, dat worden we, maar dat geldt ook voor de nieuwe Nederlanders.

Een Medelander dan? Dat betekent dat je er wel bent, maar je hoort er net niet bij. Past in het rijtje van mede-bewoner, mede-speler, mede-lijden.

Je blijkt de persoon die binnen gekomen is ook aan te kunnen duiden met een eigenschap. Het achtervoegsel -ling geeft die eigenschap aan.

Een Vluchte-ling, zoals de Belgen in 1914. Drie jaar geleden herdachten we dat er toen 23.000  mensen uit Antwerpen naar Rotterdam vluchten. Ze werden hartelijk welkom geheten in Rotterdam, maar na zes weken komt de grote vraag: wanneer gaan jullie weer weg? Het is niet de bedoeling dat een vluchteling hier gaat wonen en werken.

Een Vreemde-ling, zeker. Die verdwaald is, zeker. Zal eens gauw gaan vragen naar zijn Naam. Daar heb je het al, welke naam? In dit bekende geval gaat het over vreemdelingen die als seizoenarbeiders hier elk jaar drie weken langskomen. Afkomstig uit het Middellandse Zee gebied, op een gammel bootje naar Nederland gekomen, een stoomboot. Drie weken lang werken die vreemdelingen zich kapot in een soort postorderbedrijf. Onder leiding van een stokoude witte man. Schandalig dat we dit tolereren.

In de jaren zestig hadden we het over gastarbeiders. Een verhullende naam want die mensen kwamen hier wel om te arbeiden, maar niet als gast. Het merendeel was geronseld, en voor die mensen hebben we eigenlijk een toepasselijker naam. Bovendien bleven ze in Nederland en veel kwamen na 15 jaar slavenwerk in de ww of als arbeidsongeschikte in de wao. Maar je kunt moeilijk al die oud-gasten wao’ers of ww’ers blijven noemen.

Een benaming die het lang volhield is allochtoon. Ha een Grieks woord, altijd goed. Democratie, filosofie, allemaal mooie Griekse namen. Chtoon betekent grond, allo ‘uit of van een ander’. Dus allo-chtoon is een correcte en sjieke naam, ‘afkomstig van andere grond’, maar de kinderen die deze allochtonen krijgen zijn geboren in Rotterdam, hoezo andere grond? En de naam allochtoon 2.0 en 3.0 voor de generaties die hier geboren zijn uit allochtone ouders, dat werkt ook niet.

Steeds vaker hoor je een benaming met zoeker. Dat zijn mensen die hier naar toe komen met een bepaalde motivatie, ze zoeken iets.

Asiel-zoeker. Doet mij altijd denken aan een gebouw met veel te kleine verblijfplaatsen  waar het stinkt en waar levende wezens zitten die nerveus voor de hekken heen en weer lopen, of in een hoekje sneu voor zich uitkijken. Een asiel zoeker, klinkt toch vooral negatief.

Dat geldt ook voor de andere zoeker, de gelukszoeker. In de jaren 50 worden zo de mensen genoemd die migreren vanuit Nederland naar Canada of Australië. Zij zoeken hun geluk elders. En gelijk hebben ze, zeiden de achterblijvers. Want voor Nederland hadden ze toen nog weinig vertrouwen in de toekomst.

Maar bij gelukszoekers voor wie dat elders Nederland is, is dat andere koek. Nederlanders zien het geluk als een lekkere taart. En hoe meer mensen mee willen eten van die taart, hoe kleiner ons eigen stukje wordt. Dus de gelukszoeker moet liefst zijn eigen taart mee nemen of zelf een taart bakken. Maar je eigen taart eten of bakken hoef je in principe niet in Nederland te doen. Want u weet, heel Holland is al aan het bakken…

Een van de recente namen die is geopperd is streepje Nederlander. Daar hebben ze in Amerika goede ervaringen mee. Schijnt het.

Je krijgt dan bijvoorbeeld de Turkse streepje Nederlander. Dat streepje is een verbindingsstreepje. De twee begrippen zitten min of meer aan elkaar vast. Eigenlijk is het eerder een sleepje dan een streepje. Maar je vraagt je af: gaat het hier nou om een Nederlander die een Turkse erfenis meesleept of om iemand die Turks is en aan zijn plek op Nederlands grondgebied is vast geklonken. Ik zie die streepjescode nog niet lukken in Nederland. En laat Amerika vooral geen voorbeeld zijn, je zult maar Mexican - American zijn.

De meest recente aanduiding is de ‘Nederlander met een migratie achtergrond’. Afgekort tot NeMeMiA. Klinkt eerder als een musical. Dat is natuurlijk geen werkbare naam. Bovendien hebben wij allemaal een migratie-achtergrond. Ik ben er zelf ook een, een allochtoon 6.0, van  Duitsland verhuisd naar Groningen, als katholiek op de vlucht uit het protestantse Duitsland, geen vreemdeling want in beide regio’s spreken ze hetzelfde dialect. En voor een grijpstuiver deden mijn voorouders al het werk dat voor handen was. In het begin vooral met spulletjes langs de deur.

Ik denk dat de NeMeMiA, de Nederlander met een migratie achtergrond, de laatste stap is naar de naam gewone, normale Nederlander. Rutte heeft het al aangekondigd bij de presentatie van het regeerakkoord.

En onder die naam heten we dan iedereen welkom in het gewone, normale Nederland van de Friezen en de Tukkers, de Limbo’s en de Brabo’s, Hagenezen en Hagenaars, Stadjers en Ommelanders, Jordanezen, Mokummers en Import, de Crooswijkers en Roffa’s, de Suri’s en Mocro’s.

What’s in a name. Zei Julia tegen Romeo en Shakespeare laat haar daarna zeggen:

That which we call a rose By any other name would Smell as sweet. 

Jacques Borger op de Dag van de Rotterdamse Geschiedenis / foto: Barbara Kerkhof

Jacques Börger (1955) is historicus en woont sinds 1998 in Rotterdam. Hij is verantwoordelijk voor de communicatie en marketing van Museum Rotterdam en schrijft regelmatig over Rotterdam en haar geschiedenis.