Artikel

De Gelukzoekers Tragedie

Museum Bronbeek Arnhem, 26 oktober 2017

Koloniaal geluk. Op het eerste gezicht geen voor de hand liggende combinatie, maar wel een intrigerende. Eén die je aan het denken zet. Hoewel gelukzoekers van alle tijden zijn, rijst de vraag of geluk in een koloniale context überhaupt mogelijk is. Uit de verhalende en muzikale voorstelling De Gelukzoekers Tragedie, van schrijver Martijn van Koolwijk en de tweemansband Esk-Esque (William van Giessen en Menno Romers), blijkt van wel.

Door: Michael Bremmers
Foto's: Rachelle Stoffels

Gekleed in uniformen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en bewapend met scherpe teksten, een duidelijke boodschap en rauwe, gevarieerde muziek, nemen de uitvoerenden de bezoekers van Museum Bronbeek mee naar het soldatenbestaan in Nederlands-Indië. Gevolgd wordt de zoektocht naar geluk van de Indiëgangers Max, Karl en de naamloze verteller. Deze personages zijn gebaseerd op de levensverhalen van oud-bewoners van tehuis Bronbeek en zijn door tijd en ruimte met elkaar verweven.

In 1854 besluit de ik-figuur, een kansarme, achttienjarige jongen uit Drenthe die hunkert naar avontuur, te gaan soul-searchen. In die tijd betekent dat niet een half jaar backpacken in Zuid-Amerika of Azië, maar geluk zoeken in het leger. ‘Met een boot richting zonnige eilanden, iets van de wereld zien en hopen dat bij thuiskomst alles beter is.’

Aangekomen op Borneo raakt hij bevriend met Karl en Max. Zij dienen in het KNIL om hun verleden achter zich te laten, op zoek naar een nieuwe toekomst. Met de uitbraak van opstanden moeten de soldaten plots hun voormalige buren onderdrukken. Ze doen alles om te overleven, maar verliezen hiermee hun onschuld. Max blijkt hier bij terugkeer niet mee te kunnen leven, heeft te kampen met nachtmerries en maakt een einde aan zijn leven.

Karl treft een niet veel beter lot. Hij verliest in de strijd een been, maar juist dit zorgt ervoor dat hij zijn geluk vindt. Hij wordt namelijk verliefd op zijn verpleegster, Adinda. Na een verblijf in Bronbeek keert hij terug naar de Oost en vindt hier na een lange zoektocht zijn geliefde.

De verteller is in dubio over zijn geluk. Hij constateert dat de term gelukzoeker langzaam van betekenis verandert. Waar hij en zijn kameraden het als geuzennaam gebruiken en het symbool staat voor avontuur en hoop, wordt het sinds de Tweede Wereldoorlog meer een scheldnaam.

De boodschap die de uitvoerenden de bezoeker mee willen geven is echter niet dat we geluk daarom maar niet meer moeten nastreven. We zouden er wellicht wel anders naar kunnen kijken. Zit geluk misschien in dankbaarheid voor de kleine dingen, of is ook dit afhankelijk van de betekenis die we hieraan toekennen? De verteller weet het niet, maar hij weet dat hij tevreden is. ‘En dat, dat is al heel wat.’

Kijk voor meer foto's van deze dag op onze Flickrpagina.