Artikel

Tijdlijn steenkoolwinning

Door: CBS

Het CBS beschikt over een rijke collectie aan historische statistieken die teruggaat tot 1800. Deze tijdlijn gaat over de Zuid-Limburgse steenkoolwinning. Bij het maken van de tijdlijn is samengewerkt met het Nederlands Mijnmuseum in Heerlen. Tegelijk met het verschijnen van de tijdlijn lanceert het museum de hierop geïnspireerde overzichtspresentatie ‘Mijnen in cijfers’.

Steenkoolwinning

Duizenden jaren geleden gebruikten mensen al steenkool als brandstof. Holenmensen verwarmden er hun grotten ermee. Later werd het gebruikt om op te koken, om potten van klei mee te bakken en om koper en metaalertsen te smelten. Tijdens de industriële revolutie in de negentiende en twintigste eeuw brak in Europa de mijnbouw door, het op grote schaal winnen van steenkool. Sinds die tijd gebruikten mensen steenkool voor het verwarmen van huizen, het opwekken van elektriciteit en om stoommachines mee aan te drijven.

Houwer Hellebrand met afbouwhamer in pijler C1 tussen de 548 en 660 meter verdieping van de staatsmijn Maurits Geleen. © Historisch Centrum Limburg / Fotocollectie DSM / PR1684

Alle rechten voorbehouden

Nederland importeerde in de negentiende eeuw veel steenkool omdat er in eigen land weinig van werd gewonnen. Alleen in een paar mijnen in Zuid-Limburg werd het gedolven. Dat vond vanaf 1850 plaats in het zogenoemde Zuid-Limburgse steenkoolbekken - het gebied dat ongeveer ligt tussen Kerkrade, Brunssum, Heerlen en Geleen. Dit waren particuliere mijnen. Omdat de winning van steenkool erg winstgevend was, besloot de Nederlandse staat om ook zelf steenkool uit te gaan baten. Daarom werd in 1902 de ‘Staatsmijnen in Limburg’ opgericht. Uiteindelijk kwamen er vier staatsmijnen. In totaal zijn er twaalf mijnen in gebruik geweest, verdeeld over zeven zogenaamde ‘mijnzetelgemeenten’.

De teloorgang en sluiting van de mijnen

De Zuid-Limburgse mijnen waren belangrijk voor de wederopbouw, toen Nederland haar industriepark vernieuwde. De ontdekking van de gasbel in Slochteren in 1959 betekende echter de nekslag voor de mijnen. Ze leverden in de jaren zestig steeds minder op, vanwege goedkope kolen uit de Verenigde Staten, concurrentie van aardolie én van aardgas, waarvan onder meer huishoudens massaal gebruik gingen maken. Ook was de verwachting dat kernenergie de energiebron van de toekomst zou worden. De latere premier Den Uyl kondigde in 1965 als minister van Economische zaken daarom de sluiting van alle Nederlandse steenkoolmijnen aan. De sluiting voltrok zich trapsgewijs. Als laatste sloot in 1974 de Oranje Nassaumijn I in Heerlen. De staatsmijn Beatrix (Herkenbosch) is door de aankondiging nooit tot exploitatie gekomen.

Een gat van één bij één kilometer en 450 m diep

In totaal is in de periode tussen 1802 en 1974 ongeveer 570 miljard kg (‘miljoen ton’) steenkool uit de grond gehaald. In de jaren dertig was de steenkoolwinning met 12 miljard kg per jaar op een hoogtepunt. Van 1926 tot 1966 lag de winning op een niveau van meer dan 10 miljard per jaar.

Ongeveer 57 procent van de steenkool die in Nederland was gewonnen kwam uit de vier Staatsmijnen (de Wilhelmina, Emma, Hendrik en Maurits). In onze buurlanden liep de winning nog langere tijd door. In België sloot de laatste steenkoolmijn op 30 september 1992 en in Duitsland op 21 december 2018.

De hoeveelheid steenkool die in Nederland is gewonnen past in een gat van één bij één kilometer met een diepte van 450 meter. Een plaats als Valkenburg aan de Geul kan men met deze hoeveelheid bedekken met een laag steenkool van ruim één meter dik.

Van mijnbouw naar chemie

De steenkoolwinning had blijvende gevolgen , zoals de komst van de chemische industrie. De opkomst van de steenkoolverwerkende industrie leidde zo’n honderd jaar geleden tot het ontstaan van cokesfabrieken. Die stonden aan de basis van het chemiecomplex in Geleen, dat tot op de dag van vandaag bestaat. In deze fabrieken werd steenkool gereinigd om er een zuiverder brandstof van te maken. Bij dit chemisch proces, thermolyse genaamd, komt ammoniakwater vrij dat met behulp van zwavelzuur kan worden omgezet in kunstmest. Een belangrijk bestanddeel van ammoniak is stikstof.

In 1929 werd het stikstofbindingsbedrijf (SBB) opgericht. Na de sluiting van de mijnen gingen de NV Staatsmijnen verder als chemiebedrijf en werd de naam veranderd in Dutch State Mines (DSM). Dit was al de Engelse handelsnaam van de Staatsmijnen. Tussen 1989 en 1996 werd DSM geprivatiseerd. In 2002 werd de petrochemische tak verkocht aan het Saoedische bedrijf SABIC en ging het terrein in Geleen verder onder de naam Chemelot.

CBS Heerlen

Ook de CBS-vestiging in Heerlen heeft zijn bestaan mede te danken aan de mijnen. Toen deze werden gesloten werd namelijk besloten om - ter compensatie - een aantal instanties (gedeeltelijk) in Heerlen/Zuid-Limburg te vestigen. Naast het CBS ging het om het ABP en de Belastingdienst. De mijnsluiting was overigens niet de enige reden, eerder was al een beweging gaande om meer overheidsinstanties buiten Den Haag te plaatsen. Het huidige CBS-kantoor in Heerlen is gebouwd boven de schacht van Oranje-Nassau I. Een aantal ex-mijnwerkers heeft ook daadwerkelijk bij het CBS-filiaal in Heerlen gewerkt, zij het op de locatie van het eerste Heerlense kantoor een paar honderd meter verderop.

De rest van de tijdlijn steenkoolwinning vind je op de website van het CBS.

En ben je benieuwd naar de overzichtspresentatie ‘Mijnen in cijfers’? Neem dan een kijkje bij het Nederlands Mijnmuseum in Heerlen.