Dierentuinen zoals we die nu kennen, ontstonden in de negentiende eeuw. Sindsdien is het fenomeen onlosmakelijk met de stad verbonden: bijna alle Europese hoofdsteden hebben een eigen zoo. Velen hebben een rijke en goed bewaarde geschiedenis, in de vorm van de monumentale bouwwerken op hun terrein - ARTIS bevat 26 rijksmonumenten - maar ook in alle verhalen.
De negentiende eeuw
De negentiende-eeuwse dierkundige studiegenootschappen en hun diergaardes ontsproten aan wetenschappelijke interesse in koloniale context. Via een netwerk van overzeese contacten werd de dierentuin gevuld met uit het wild gevangen dieren, die geschonken of gekocht werden. Hoe werd natuur beleefd en gepresenteerd in het vroege ARTIS? Toen in 1860 de eerste nijlpaarden arriveerden, omschreef het jaarverslag niet alleen het dier, maar ook hoe deze het beste te bejagen waren (“Een gewoonen geweerkogel volstaat niet”). Het gevaar dat dieren konden betekenen werd vaak benadrukt.
De in 2015 afgebroken Roofdierengalerij (1859) was een exemplarische manifestatie van de negentiende-eeuwse dierentuinmentaliteit. Het gebouw was ingericht voor het tonen van veel verschillende diersoorten. Kennis, vaardigheid en aandacht voor de behoeften van het dier stonden in de kinderschoenen: verblijven waren krap, kaal en er werd gedacht dat uit de tropen afkomstige soorten niet tegen het Nederlandse klimaat bestand zouden zijn. Leeuwen en tijgers zaten daarom permanent binnen in een serre-achtige constructie, met de kachel hoog aan. Wanneer wij dit al bezien door onze eenentwintigste-eeuwse bril, lijken de rollen in de negentiende eeuw haast omgedraaid te zijn: het dier berokkent hier schade aan de mens.
De Roofdierengalerij in ARTIS, c. 1875, steendruk, Noach van der Waals, Stadsarchief Amsterdam
De twintigste eeuw
In de loop van de twintigste eeuw werd een dierentuinbezoek mogelijk – tot 1912 was ARTIS enkel voor leden toegankelijk – en populair onder alle lagen van de bevolking. Er ontstonden dierverblijven zonder tralies die de dieren meer ruimte gaven, maar werden vormgegeven als zorgvuldig geconstrueerde theaterpodia waarop de bezoeker bovenal goed zicht had. Een goed voorbeeld in ARTIS is het Kerbertterras (1929) voor leeuwen, inmiddels een belangrijk stukje dierentuingeschiedenis en daarom een rijksmonument.
Leeuwen op het Kerbertterras, 1929. Ansichtkaart, maker onbekend.
Tegelijkertijd werd men zich bewust van natuurbeschermingskwesties en de rol die dierentuinen konden spelen: de Vereniging Natuurmonumenten werd in 1905 opgericht tijdens een bijeenkomst in ARTIS en Europese dierentuindirecteuren, waaronder de heer Sunier (1886–1974) van ARTIS, zetten in de jaren twintig van de vorige eeuw het allereerste internationale soortbehoudprogramma op voor de in het wild uitgestorven wisent (Europese bizon), met als doel deze weer in het wild uit te zetten.
Artis, wisent met drie uur oud jong, 22 mei 1967, Jac. de Nijs, Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief.
De eenentwintigste eeuw
In de afgelopen decennia veranderde de dierentuinwereld aanzienlijk. Dierentuinen evolueerden van natuurconsumenten naar natuurbeschermers. Het CITES-verdrag maakte namelijk vanaf 1975 een einde aan de import van bedreigde diersoorten uit het wild. Dierentuinen begonnen in internationaal verband samen te werken aan het behoud van bedreigde diersoorten; binnen de poorten van de dierentuin door middel van soortbehoudprogramma’s en buiten de poorten met financiële steun en het delen van kennis en expertise. Ook de aanleg van dierentuinen onderging een ingrijpende verandering, waarbij altijd voortschrijdende inzichten op het gebied van diergedrag werden toegepast om aan de behoeften van de dieren te voldoen. Dierentuinverblijven begonnen habitats of soms zelfs hele ecosystemen na te bootsen. Het is niet alleen goed voor de leeuwen in ARTIS dat ze nu in een miniatuursavanne leven in plaats van een kooi of terras: als een dier soorteigen gedrag kan vertonen, komt het echt tot zijn recht in de ogen van de mens. Zo is de dierentuin al decennia niet alleen een uitkomst, maar ook een factor van invloed op ons beeld van natuur.
Leeuwin in ARTIS, 2024, Ronald van Weeren, Archief ARTIS
Wanneer je je bezig houdt met (het verleden van) dierentuinen, dient zich dikwijls een voorspelbare vraag aan: “is de dierentuin nog van deze tijd?” ‘Deze tijd’ wordt vooraleerst gekenmerkt door biodiversiteits- en habitatsverlies, milieuvervuiling, klimaatverandering en voortschrijdende urbanisering en digitalisering. De dierentuin is daarom relevanter dan ooit tevoren: om populaties van bedreigde soorten te verzorgen en in stand te houden, maar ook om bezoekers daarmee kennis laten maken. De Nederlandse dierentuinen ontvangen 10 miljoen bezoekers per jaar en hebben een unieke kans om ons beeld van natuur te beïnvloeden. Bittere noodzaak, nu dieren in de afgelopen tweehonderd jaar zijn veranderd van ‘bedreiging’ in ‘bedreigd’.
Als dierentuindeskundige, medewerker en liefhebber erken ik wel dat de vier kerntaken van de moderne dierentuin – educatie, conservatie, onderzoek en recreatie – veelzijdig zijn en voor een zeker spanningsveld zorgen. Dat maakt dierentuinen juist zo uniek en interessant om in te werken en te bestuderen. In heden, verleden én toekomst!
Wessel Broekhuis is historicus gespecialiseerd in de geschiedenis van dierentuinen en werkt voor de afdeling Educatie, Kunst en Erfgoed van ARTIS.
---
Bezoek ARTIS tijdens de Maand van de Geschiedenis:
Vanaf 17 oktober: Tentoonstelling Dichtbij Tanja in het Groote Museum
Dagelijks van 18 t/m 26 oktober: Rondleiding Historie, Erfgoed en Monumenten ARTIS
23 oktober: Lezing door Wessel Broekhuis over de geschiedenis van ARTIS
Maand van de Geschiedenis Reporter Axel bracht ook een bezoek aan ARTIS en vertelt in deze video wat meer over het park en de tentoonstelling 'Dichtbij Tanja'.