Gelders Archief: 1583 - 3890, 'Jonge dennen geplant april 1900' (Arnhem, 1903), fotograaf onbekend
Eeuwen geleden zag de Veluwe er heel anders uit. In de vroege Middeleeuwen zou een wandeling door dit gebied je leiden door loofbossen gedomineerd door eiken, beuken en zelfs iepen en lindes. Deze bossen verdwenen in de Middeleeuwen toen ze massaal werden gekapt. De vruchtbare grond werd voor de landbouw in gebruik genomen, terwijl de armere grond diende voor schapenhouderij. Dit waren geen kleine kuddes. De Veluwe telde in het jaar 1526 maar liefst 110.000 schapen. De herders leefden hier eeuwenlang van wol en schapenvlees. Ze verwijderden ook de bovenste voedselrijke laag van de heidebodem, ofwel plaggen, om dit met schapenmest te vermengen en te gebruiken voor de bemesting van landbouwgronden.
Eind negentiende eeuw stortte de schapenhouderij in door de invoer van goedkopere Australische wol en de komst van kunstmest. De Veluwse schaapskuddes verdwenen snel. In dezelfde periode begon de grootschalige verkoop van land. Vermogende zakenmannen, zoals Anton Kröller en de steenkoolfamilies van Beuningen en Fentener van Vlissingen, kochten grote stukken grond en er begon een golf van bebossing voor de productie van hout.
Dit werd echter niet het oorspronkelijke loofbos, vertelt Jaap Kuper, oud-rentmeester van Kroondomein het Loo. Door duizend jaar afplagging was de bodem erg arm, ‘alleen de grove dennen wilden hier een beetje op groeien’. Daarnaast was dennenhout bij uitstek geschikt voor de mijnbouw. Een schacht van dennenhout kreunt en kraakt eerst voordat het breekt, waardoor de mijnwerkers gewaarschuwd werden bij instortingsgevaar.
Gelders Archief: 0483 - 807-0053, 'Ansichtkaart uit Nederland; Op de Veluwe tussen de dennen, ca. 1950, fotograaf onbekend.
Kraken deed het bos ook tijdens de hevige winterstormen in 1972 en 1973. De stormen zorgden voor een verandering in het dennenlandschap, in korte tijd waaiden evenveel bomen om als normaal in zeven jaar tijd werden gekapt. Hoewel de meeste omgewaaide bomen snel werden opgeruimd en overeind staande bomen werden gekapt om ruimte te maken voor nieuwe aanplant, bleven sommige plekken ongemoeid. Op deze onopgeruimde plekken vond spontane bosverjonging plaats, aldus Kuper. Doordat het zonlicht de bosgrond bereikte, kregen jonge bomen de kans om te groeien, waardoor het bos zichzelf kon herstellen.
Dit liet zien dat menselijke bemoeienis niet noodzakelijk is. Een ander voorbeeld van dit natuurlijke herstel was een klein stukje bos in het Kroondomein. ‘Toen ik in 1979 bij het kroondomein kwam, viel mij op dat het een beetje een ander bosje was dan de rest’ vertelt Kuper. ‘We mogen hier niks doen van Wilhelmina’, werd Kuper verteld toen hij ernaar vroeg. Koningin Wilhelmina fietste altijd langs dit bosje en besloot, na een storm in 1949, dat er niets aan gedaan mocht worden. Haar wens werd zeventien jaar na haar overlijden nog steeds opgevolgd. Hierdoor kreeg dit bosje de kans om op een natuurlijke manier te groeien.
Een ander voorbeeld waarbij het ontbreken van menselijk handelen tot een natuurlijker stukje bos heeft geleid, is een stuk grond van zes hectare op het huidige Kroondomein. ‘Op een kaart van Maximilian de Man, die voor Napoleon militaire kaarten maakte van Nederland en dus ook van de Veluwe, zie je overal heide op een stukje na dat is aangeduid als “opslag”’, legt Kuper uit. Wat er precies opgeslagen lag is niet duidelijk, het was in ieder geval geen heide. Rond 1850 kochten de Oranjes dit gebied en zaaiden de hele hei in met dennen, behalve die zes hectare. ‘Tussen 1806 en 1850 is die “opslag” waarschijnlijk een bos geworden, waardoor je daar geen dennen kon inzaaien. En dat is zo gebleven’. In de oorlog heeft de Duitse bezetter bijna al het dennenbos eromheen gekapt, maar de zes hectare loofhout niet, ‘dus dat is toevallig altijd blijven staan, terwijl er nooit een boom ingeplant is’. Een heel mooi voorbeeld van hoe het spontane proces loopt als je er tweehonderd jaar niets aan doet.
Gelders Archief: 0909 - 365-0028, 'Herder en herdershond met kudde schapen' (Hoog Ruurloo, 1920-1950), fotograaf Richard Tepe.
Door deze voorbeelden vroeg Kuper zich af wat er zou gebeuren als je de natuur meer zijn gang liet gaan. Sinds de jaren tachtig heeft Kuper zich daarom ingezet voor een bosbeheerbeleid dat zich richt op selectieve uitkap, ofwel ‘het eeuwig uitdunnen’. Zo krijgen de oorspronkelijke loofbomen weer de kans om terug te keren op de Veluwe. Dit in contrast met het zeer kunstmatige proces, dat gepaard gaat met kaalkappen. Dan worden hele bospercelen in één keer gekapt, wat leidt tot de kenmerkende lege vlaktes. Vervolgens wordt de bodem bewerkt en ingezaaid, waarna het jaren duurt voordat het bos volgroeid is. Het proces begint dan weer opnieuw. Bij uitkap worden alleen voor de houtoogst individuele, volgroeide bomen gekapt. Hierdoor is een investering in nieuw bos niet nodig. Dit beheer is niet alleen duurzamer en economisch rendabel, maar het draagt ook bij aan een aantrekkelijker landschap. Het bos wordt uitgedund, maar blijft overeind.
Na het Kroondomein, in 1984, besloot ook de Rijksoverheid in 1994 afstand te nemen van het kaalkapbeleid en zich te richtten op uitkap en bosverjonging. Dit gaf de natuur in meerdere gebieden in Nederland de ruimte om zichzelf te herstellen. Betreurenswaardig werd deze aanpak in 2012 onder druk gezet door bezuinigingen van staatssecretaris Henk Bleker. Om snel geld te generen besloot Staatsbosbeheer de kaalkap te hervatten. Twintig jaar was er nauwelijks iets gekapt, dus er stond veel meer hout in het bos dan vroeger. ‘Als je dan weer gaat kaalkappen, heb je in eerste instantie weer heel veel opbrengst’, legt Kuper uit. Maar de kosten komen pas later, ‘die lopen honderd jaar door’, tot het aangeplante bos weer gekapt kan worden. In de tussentijd zijn de organismen die verbonden zijn aan het oude bos dan al verdwenen.
Er is tegenwoordig veel weerstand tegen deze kaalkap. Kuper ziet de toekomst positief in, wat hem betreft gaat de beheerontwikkeling de goede kant op. Na de kunstmatige fase van heide en dennenbomen, moet de natuur in de toekomst zijn eigen gang kunnen gaan. Zo wordt het steeds natuurlijker op de Veluwe, stelt Kuper. ‘Tenzij je steeds kaalkapt, dan moet je weer van vooraf aan beginnen’.
Door Wout Mollen, masterstudent Geschiedenis & Actualiteit aan de Radboud Universiteit.