Illustratie uit Vitaulium Hofwijck met handgeschreven toelichting van Huygens. Gravure Pieter Post, 1653.
Historicus Kees van der Leer en hortulanus Henk Boers schreven Huygens en Hofwijck over de geschiedenis van de bijzondere buitenplaats in Voorburg. In het poortgebouw, gelegen op de ‘linkerhand’ van de buitenplaats, vertellen ze over de eerste ideeën voor Hofwijck: voor Huygens letterlijk een manier om het Haagse Hof te ‘ontwijken’. ‘Steden werden in de zeventiende eeuw beschouwd als poelen van verderf,’ zegt Van der Leer. ‘Het stonk er en het kwaad tierde er welig. Als je rijk genoeg was, liet je een “hofstede” buiten de stad bouwen.’
In 1640 wilde diplomaat en dichter Constantijn Huygens zijn buitenplaats vormgeven naar de ideeën van de Romeinse architect Vitruvius. Voor mooie en harmonieuze vormen moest je volgens de Romein naar de contouren van het menselijk lichaam kijken. Huygens koos daarom voor een bomentuin: het huis van de buitenplaats werd het hoofd, de bomenlanen vormden de ledematen en de boomgaard was het hart.
‘Gasten kwamen de tuin binnen via de arm: een welkomstgebaar.’ De vrienden die Huygens uitnodigde, mochten in zijn tuin niet over politiek of godsdienst praten; daar kwam alleen maar ruzie van. Toch zat er veel religieuze symboliek in Huygens’ ontwerp. ‘Hij wilde een paradijsje op aarde creëren,’ vertelt Van der Leer. ‘Toen een groepje bomen niet goed groeide op een stuk verzuurde zandgrond, noemde Huygens dat een duivelse zet om het paradijs tegen te werken.’
‘Bezig zijn met de natuur was volgens Huygens bovendien net zo religieus als het lezen van de Bijbel.’
Op het eerste gezicht strookt die christelijke symboliek niet met het heidense gedachtegoed van een Romeinse heiden als Vitruvius, maar Huygens zag dat anders. ‘Hij vond dat de Klassieken een Bijbelse waarheid hadden herontdekt: het menselijk lichaam als maatstaf. De mens was geschapen naar Gods evenbeeld, dus zo kon Constantijn de ideeën van Vitruvius naar zijn eigen geloof trekken. Bezig zijn met de natuur was volgens Huygens bovendien net zo religieus als het lezen van de Bijbel.’
Huygens dichtte over zijn eigen tuin
De tuin had niet alleen een religieuze functie. ‘Het was een villa suburbana’, zegt Boers. ‘Een boerderij buiten de stad, gericht op nut. Je kon er vruchten plukken, honing en groenten oogsten en vissen uit eigen vijver. En wat was er leuker dan je gasten zwanenvlees uit eigen tuin voor te schotelen?’ Ook bijzonder voor die tijd: Huygens nodigde graag vrouwen uit in zijn tuin. ‘Die waren vooral welkom als ze mooi en muzikaal waren,’ grinnikt Van der Leer. ‘Volgens Huygens zong een van zijn bevriende zangeressen hier zó mooi, dat zelfs de nachtegalen zwegen.’
‘Wat was er leuker dan je gasten zwanenvlees uit eigen tuin voor te schotelen?’
Dat we nu nog zo veel van de zeventiende-eeuwse tuin weten, is te danken aan het hofdicht dat Huygens er in 1653 over schreef: een lofzang op zijn eigen buitenplaats. Van der Leer en Boers namen een herspelling van dat gedicht door Ton van Strien op in hun boek, voorzien van een uitgebreide toelichting. ‘Uit zeventiende-eeuwse bronnen blijkt dat ze destijds vaak antropomorfisch over de natuur spraken: je had bijvoorbeeld mannetjes- en vrouwtjessparren met opstaande en hangende kegels. En kamperfoelieplanten werden memmenbloemen genoemd, omdat de vruchtjes op vrouwenborsten leken.’
Huygens met gasten op Hofwijck. Pentekening, De Moucheron, ca. 1710.
Voor wetenschapper Christiaan Huygens, Constantijns beroemde zoon, was Hofwijck al op jonge leeftijd een inspiratie. ‘Christiaan constateerde dat als je vanaf Hofwijck naar de voorbijvarende schepen op de Vliet keek, de snelheid van het schip ten opzichte van de oever anders was dan die ten opzichte van het stromende Vlietwater. Daarmee was hij volgens sommigen zelfs de eigenlijke grondlegger van de relativiteitstheorie.’ Na de dood van zijn vader betrok Christiaan de buitenplaats, maar er was niet genoeg ruimte voor zijn omvangrijke bibliotheek en wetenschappelijke instrumenten. Hij liet daarom een aanbouw plaatsen. ‘Op Hofwijck bracht hij de laatste tien jaar van zijn leven door en schreef hij zijn beroemde werk Cosmotheoros.’
Gered van de sloopkogel
Constantijn Huygens was pessimistisch over het voortbestaan van zijn tuin. ‘Hij was bang dat zijn paradijs na een paar honderd jaar zou verdwijnen,’ zegt Boers. Daar kreeg hij bijna gelijk in. Twee keer in haar geschiedenis werd de buitenplaats van de ondergang gered. ‘Vanaf 1840 ging het mis,’ aldus Van der Leer. ‘Toen maakten ze van Hofwijck een kaarsenfabriek. Het heeft in 1849 voor afbraak te koop gestaan, maar werd uiteindelijk gered door de in Voorburg geboren politicus Guillaume Groen van Prinsterer.’
Waar nu het station ligt, lag vroeger het rechterbeen
De sloopkogel werd ternauwernood ontweken, maar historieliefhebbers konden niet voorkomen dat er in 1870 dwars door de tuin een spoorlijn werd aangelegd. In de naam van vooruitgang werd het onderste deel van Hofwijcks ‘lichaam’ geamputeerd. ‘Dat kostte ongeveer een kwart van de tuinoppervlakte,’ gaat Van der Leer verder. ‘Daardoor missen we nu stukken van de boomgaard en de overtuin. En waar nu het stationsplein ligt, lag vroeger het onderlichaam.’
Credits: Huygensmuseum, Charles Groeneveld.
Groen van Prinsterer tekende destijds bezwaar aan tegen de plannen, maar dat mocht niet baten. Jaren later werd er ook nog een stuk snelweg langs het spoor gelegd, en enkele jaren geleden opperden de spoorwegen om een nieuw stuk tuin op te offeren voor de lightrailverbinding tussen Den Haag en Zoetermeer. Verontruste burgers, onder wie Van der Leer, richtten een stichting op om dat te voorkomen. ‘We ijveren voor de ondertunneling van de trein en de rijksweg. Het is de bedoeling dat de tuin van Hofwijck daardoor weer zijn originele afmetingen krijgt. Ik zal dat niet meer meemaken, maar technisch is zo’n tunnel mogelijk, en het idee is al opgepikt door de politiek.’
Een tunnel voor het spoor en de snelweg moet Hofwijck in ere herstellen
Nog steeds een zeventiende-eeuws maaibeleid
Rond 1913 dreigde Hofwijck opnieuw te verdwijnen: het stond weer te koop voor afbraak. Om de buitenplaats te redden werd een vereniging opgericht die lezingen en crowdfundingsacties organiseerde. ‘Pas op de laatste dag dat het terrein gekocht kon worden, kwam de voorzitter met het nieuws dat hij een verre nazaat van Huygens had opgezocht in Duitsland,’ vertelt Boers. ‘Die legde het benodigde geld op tafel om de buitenplaats te redden, plus een restauratiebedrag.’
In 2002 begonnen Boers en een tuincommissie aan een nieuwe restauratie van Hofwijck. Zonder origineel ontwerp, maar met een plattegrond uit 1653 waarop Huygens zijn boomsoorten had ingetekend. ‘Ik moest Huygens’ inspiratiebronnen achterhalen,’ vertelt de hortulanus. Zo wilde hij weten waarom Huygens naast het huis twee eilanden ontwierp met een “getemde wildernis”. ‘Op die kleine eilandjes liet hij een pad aanleggen door een “ongetemd” stuk tuin. In zijn tijd waren formele tuinen de norm, dus dat was vreemd. Ik heb Huygens grand tour naar Venetië nagereisd en dezelfde buitenplaatsen bezocht als hij. Toen bleken Italiaanse buitenplaatsen in Veneto die “getemde wildernis” ook te hebben. Daar had hij dus zijn ideeën opgedaan.’
Hofwijck getekend door Christiaan Huygens
Om de zeventiende-eeuwse tuin zo dicht mogelijk te benaderen, schakelde Boers ook de fruithistoricus Walter den Hollander in om de juiste bomen te vinden. ‘Huygens schreef dat er in zijn boomgaard appels, peren, pruimen, bessen en kersen te vinden waren. De fruithistoricus kon achterhalen welke bomen er in de vriendenkring van Huygens vooral gebruikt werden, en die hebben we hier nu opnieuw geplant.’
De onderhoudstechnieken voor Hofwijck ontleent Boers aan een zeventiende-eeuws hoveniershandboek dat Huygens in zijn bibliotheek had staan. Zo voeren de tuinmannen een zeventiende-eeuws maaibeleid waarbij het gras op sommige plekken maar twee of drie keer per jaar wordt gekortwiekt. ‘Daar was in het begin hevige kritiek op van wethouders: “Jullie krijgen al dat geld. Waarom geven jullie niets uit aan onderhoud?” Maar daar zit een idee achter. Vroeger lieten ze het gras groeien vanwege de nutsfunctie: ze konden het aan boeren verkopen als veevoer.’
Een tuin doet er volgens Boers ongeveer twintig jaar over om volwassen te worden. Die grens is inmiddels bereikt, dus merkt hij dat hij tegen dezelfde dingen aanloopt als Huygens en zijn hoveniers. ‘We zien hetzelfde verouderingsgelazer als zij. We moeten al een aantal sparren rooien, net als Huygens. Eigenlijk sta ik na twintig jaar in zijn schoenen.’
---
Huygens en Hofwijck. De vindingrijke wereld van Constantijn en Christiaan
Kees van der Leer en Henk Boers
Vormgeving Ronald Meekel, same-d
288 p., Walburg Pers, € 39,99
---
Vader Constantijn en zoon Christiaan
Constantijn Huygens (1596-1687) was niet alleen diplomaat, hij was ook dichter, musicus, componist en architect. Als secretaris stond hij zowel stadhouder Frederik Hendrik als diens zoon Willem II bij. Een van Constantijns eigen zonen, Christiaan Huygens (1629-1695), groeide uit tot een van de beroemdste Nederlandse wetenschappers. Hij hield zich bezig met wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde en had talloze uitvindingen op zijn naam. Vader en zoon Huygens delen een graf in de Grote Kerk in Den Haag.