Artikel

Humboldts honger naar kennis

Door: Jerker Spits

Alexander von Humboldt, portret door Friedrich Georg Weitsch uit 1806

Ontdekkingsreiziger en natuuronderzoeker Alexander von Humboldt (1769-1859) is zijn tijd ver vooruit. Tijdgenoten zien de natuur vooral als een voor mensen te veroveren gebied. Voor Humboldt heeft de natuur een schoonheid in zichzelf. Hij ziet een wereld vol ontdekkingen.

Op 16 juli 1799 komt Alexander von Humboldt na een zeereis van 41 dagen aan in de haven van Cumaná. De havenstad ligt aan de kust van Nieuw-Andalusië, het huidige Venezuela, tussen een groene strook palm- en bananenbomen en bergen waarvan de toppen de wolken raken. Humboldt is dertig jaar oud en heeft zich zes jaar op zijn reis voorbereid. Hij verlangt al sinds zijn jeugd naar de tropen. In het Amazoneregenwoud wil hij dieren en planten bestuderen, de temperatuur en luchtdruk meten en de loop en stroming van rivieren onderzoeken.

'De eerste kolonisten zijn zo onvoorzichtig geweest om de bossen te kappen' noteert Humboldt al snel na zijn aankomst. Tussen Caracas en Aragua is de grond uitgedroogd. De bomen kunnen de bodem niet meer tegen de zonnestralen beschermen; alle vocht verdampt. Hij hoort van de plaatselijke bevolking dat bij plotselinge regenval het gebied overstroomt. 'Dit staat allemaal met elkaar in verband,' schrijft hij. 'Vernietigt men de bossen, zoals de Europese kolonisten op alle plekken in Amerika onvoorzichtig en met haast doen, dan drogen de bronnen op. De rivierbeddingen liggen een deel van het jaar droog en worden tot razende stromen als in de bergen sterke regen valt.'

Met zijn metgezel Aimé Bonpland ontdekt Humboldt vijf in het westen nog onbekende boomvarens. Hij ziet slangen van tien meter en reuzenspinnen die kolibries eten. Hij onderzoekt sidderalen die hij omschrijft als levende elektrische toestellen en beschrijft als eerste de nachtaap of uilaap, een dier dat enkel in Midden- en Zuid-Amerika voorkomt. Op 11 mei 1800 vinden Humboldt en Bonpland de toegang tot de Casiquiare, een nagenoeg onbekende rivier. In Europa gaat de Parijse Académie des Sciences er tot dan toe vanuit dat de rivier niet bestaat. Andere wetenschappers twijfelen eraan of er in Zuid-Amerika wel fossielen voorkomen. Humboldt komt met een enorme hoeveelheid naar Europa terug en laat zien dat Zuid-Amerika geen uitzondering vormt.

Humboldt wil de wereld begrijpen en die honger naar kennis, het verlangen naar inzicht en waarheid is voor hem een doel op zichzelf. Hij hekelt een tijdgeest die volgens hem bovenal oog heeft voor onmiddellijk toepasbaar succes, 'een tijdperk waarin men de vruchten voor de bloesem verwacht en om die reden veel lijkt af te keuren omdat het niet onmiddellijk wonden geneest, de akkers bemest of molenraderen in beweging zet'. Zijn tijdgenoten zien de natuur als een voor mensen te veroveren gebied. Bos moet worden gekapt voor akkerbouw. Wildernis moet wijken voor door mensen verbouwde grond. Vijftig jaar voor Humboldt beschrijft de Franse natuuronderzoeker Georges-Louis Leclerc de Buffon het oerwoud als een plek vol rottende bomen, parasieten en giftige insecten. Slechts de gecultiveerde natuur is mooi, vindt hij. Humboldt denkt daar anders over. Voor hem heeft het regenwoud een schoonheid in zichzelf. Het is een wereld vol ontdekkingen. Als er iets te veroveren is, dan is het kennis.