Artikel

De Achterhoek vs. Den Haag

Door: Hans Piena

Een bijzonder dagboek geeft een uniek inkijkje in de binnenwereld van een 19e-eeuwse Achterhoeker. Hoe keek deze katholieke boer aan tegen de wereld om hem heen? Nederlands Openluchtmuseum-conservator Hans Piena duikt in het leven van Eimert Papenborg (1826-1888).

Het dagboek van Eimert Papenborg

Waar is de boer?

Een van de doelstellingen van de onlangs herziene Canon van Nederland was om meer aandacht te vestigen op zaken buiten de randstad. De landbouw en het boerengezin komen dan het eerst in mij op. Per slot van rekening was tot niet zo lang geleden het grootste deel van de bevolking agrariër, inmiddels zijn zij zo’n 7000 jaar actief in Nederland en al eeuwen voeden ze de natie. Terecht dus dat veel regionale canons aandacht aan hen besteden. De landelijke canon laat de agrariër vooralsnog links liggen, maar ons onderzoek naar het dagboek van Eimert Papenborg brengt daarin hopelijk verandering. Dit werk, geschreven door een katholieke Achterhoeker, beslaat ruim 40 jaar en omvat 213 pagina's, waarvan een deel in geheimschrift.

Oost-West

Eimerts ouders beginnen een boerderij in de onontgonnen woestenij ten noordwesten van Zieuwent. Hij is enig kind en helpt ongetwijfeld mee om bomen te rooien voor akkers. Laten we eens kijken wat deze schrijver ons te melden heeft over de relatie met het westelijk gelegen Den Haag in staatsaangelegenheden zoals geld, belasting, geloof, feestdagen, onderwijs en het leger.

Geld

Tot zijn 20ste gaan er nog muntstukken uit de Republiek (1588-1795) door zijn vingers. Noch koning Lodewijk Napoleon, noch keizer Napoleon Bonaparte, noch koning Willem I hadden kans gezien om al dat oude geld om te smelten en er nieuwe munt uit te slaan. Pas de grote geldsaneringen van 1842-1851 maken een eind aan de omloop van al dit oude geld. Tot die tijd betaalt Eimert dus ook met muntstukken uit de provinciën, van Friesland tot Zeeland, en niet alleen uit Den Haag. Ook na de saneringen bevolken niet alleen de hoofden van Willem I, II en III zijn beurs. Door de diep gewortelde banden met het nabije Pruisen, het toenmalige Duitsland, neemt de thaler een flink deel van zijn portemonnee in beslag.

Varkensmarkt van Varsseveld uit de jaren 30. Foto: Ab Tenkink/Oudheidkundige Vereniging ADW

Belasting

Over twee van zijn belangrijkste producten betaalt Eimert belasting aan Den Haag: varkensvlees en roggebrood. Samen met aardappels vormen ze dé dagelijkse kost  van de massa. Eimert beschrijft hoe in 1852 het varkensvlees en in 1856 het roggemeel vrij komen van accijns. Hiermee probeert Den Haag het lot van de allerarmsten te verlichten. Anderen betalen daarvoor de prijs. In Nederlands-Indië levert het cultuurstelsel juist in deze jaren ‘50 de grootste winsten op: één derde van het Nederlands staatsinkomen. Onderdrukking aan de andere kant van de aarde verlicht het juk van de armsten hier, ook in de Achterhoek.

Geloof

In 1845, veertien dagen na Sint Jacob (25 juli), ziet Eimert het aardappelloof zwart worden door fytoftora, ook wel bekend als de aardappelziekte. Ook in de daarop volgende jaren 1846 en 1847 krijgt dit gewas zware klappen. Honger onder de armsten is het gevolg. Omdat de aardappels op grote schaal van het land worden geroofd slaan de boeren vroeg aan het rooien. Om de massa te sussen voeren minister-president Thorbecke en Koning Willem II in 1848 versneld een nieuwe grondwet door met onder andere meer geloofsvrijheid, ook voor de lang onderdrukte katholieken. Eimert jubelt:

‘O! Rooms Chatolijken van Nederland! Welke gunst is er
heden te beurt gevallen, reeds 3 eeuwen lang was het Bisschoppelijk
kerkbestuur uit Nederland gebannen, zoo dat wij in naam
Zijne heiligheid den Paus door den Superior werden [ ]
thans weder de volle Kerk regeling genieten zoo als onze
voorouders ten tijde van den H: Willibrordus.’

Wat Eimert op zijn akkers mis ziet gaan heeft dus groot effect op Den Haag en zorgt weer terug thuis in de volledig katholieke enclave Zieuwent voor meer geloofsvrijheid.

Feestdagen

Gedurende zijn verkeringsjaren 1851 en 1852 specificeert Eimert in geheimschrift zijn uitstapjes en onkosten. Ze gaan naar de kermis, de markt, Vastenavond, Advent en Sinterklaasavond, dat laatste ongetwijfeld nog zonder de een jaar eerder geïntroduceerde Zwarte Piet. Het zijn allemaal regionale of katholieke aangelegenheden. Er zit geen enkele nationale feestdag tussen zoals de verjaardag van de vorst. Sterker nog, er wordt in het hele dagboek zelfs geen Willem genoemd.

Onderwijs

Profileert de Achterhoek zich tegenwoordig met het Nedersaksisch dialect, Eimert gaat er prat op dat hij het Nederlands perfect beheerst, hoe diep uit de knoet hij ook komt. Daartoe oefent hij zich onder meer met versjes uit Kleine gedigten voor kinderen van Hiëronymus van Alphen (eerste druk 1787) en gedichten van Jacob Cats. Dialect komt eenvoudig weg niet voor in zijn dagboek.

Leger

Met de inlijving van Nederland in het Keizerrijk Frankrijk voert Lodewijk Napoleon ook de dienstplicht in. Twee van Eimerts zoons worden ingeloot, in 1870 en 1886. Dat hangt als een zwaard van Damocles boven het boeren bedrijf. Bovendien heeft de protestantse Willem I nog niet lang geleden in 1830 de wapens opgenomen tegen het katholieke broedervolk België. Eimert en zijn familie hebben dus sowieso weinig sympathie voor de Nationale Militie. De Frans-Pruisische oorlog in 1870 staat bovendien nog vers in het geheugen, met verpletterende gevolgen voor het katholieke Frankrijk. Oorlog en daarmee het verlies van een zoon is dus een reëel gevaar. Om beide zoons uit het leger te houden besluiten Eimert en zijn vrouw uiteindelijk diep in de buidel te tasten. Meer dan 1000 gulden tellen ze neer, een ongekend offer. Trouw aan het vaderland was voor hen een holle kreet: de paus in Rome was hun leidsman.

Ambivalente verhouding

Als Eimert zijn identiteit in een aantal steekwoorden zou moeten definiëren dan is dat zijn dorp, zijn geloof, en het boerenbestaan. Als jongen van bescheiden komaf zou hij zich uiteindelijk opwerken tot gemeenteraadslid en kerkmeester. Daarbij ging hij prat op zijn perfecte Nederlands. De Achterhoekse vlag, Nedersaksisch, Grolsch bier, de ruige jeugdcultuur met høken en orgiën zoals de Zwarte Cross vormen in die tijd geen bouwstenen van een regionale identiteit. Wat al die jaren wel hetzelfde blijft is de ambivalente verhouding met Den Haag. Dat zullen boeren uit het hele land ook vandaag de dag herkennen. Laten we daar, in het toekomstige venster over boeren in de Canon van Nederland, in ieder geval aandacht aan besteden.  

Hans Piena studeerde kunstgeschiedenis en archeologie en is sinds circa tien jaar als conservator verbonden aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. In die hoedanigheid werkte hij onder meer aan de overzichtspresentatie van de Canon van Nederland en leidt hij een onderzoek naar het dagboek van Eimert Papenborg.