Artikel

De strijd tussen fez en hoed

Symbolen van Oost en West

De kledingkeuze van vorsten en leiders tijdens staatsbezoeken is een gevoelig punt en wordt vaak het mikpunt van kritiek en spot. In de jaren dertig leidde een staatsbezoek van de Egyptische ambassadeur aan Turkije tot een levendige discussie in het publieke debat, over een hoed.

Door: Lucia Admiraal

Op 29 oktober 1932 werd in Ankara de Dag van de Turkse Republiek (1923) gevierd. Onder de buitenlandse gasten van de Turkse leider Mustafa Kemal Atatürk was de Egyptische ambassadeur Abd al-Malik Hamza Bey. Op zijn hoofd droeg hij een rode fez, een hoofddeksel dat in Egypte bekend stond onder de naam tarbush. In Egypte was de tarbush een symbool geworden van nationale identiteit en mannelijkheid. De combinatie van het westerse pak met de tarbush was de onmiskenbare kledij van zowel politieke leiders als de stedelijke, hoogopgeleide middenklasse.

Met de tarbush op zijn hoofd was Abd al-Malik Hamza Bey  op deze Turkse festiviteit een waardige vertegenwoordiger van de Egyptische natie. Een belangrijk detail is echter dat de rode fez in Turkije in 1925 formeel was verboden. Met het afschaffen van de fez rekende Atatürk symbolisch af met het ‘Oosterse’ Ottomaanse verleden, met als doel de nieuwe republiek Turkije te veranderen in een gemoderniseerde, seculiere, ‘Westerse’ staat. Het hoofddeksel van de ambassadeur stond dus haaks op de idealen van de nieuwe Turkse republiek. Atatürk vroeg de ambassadeur dan ook om zijn tarbush af te doen, waar de laatste schoorvoetend gehoor aan gaf.

De Egyptische leider van Egyptische revolutie van 1919 en de Wafd-partij, Saad Zaghloul, omringd door leden van de partij. Bron: Wikimedia Commons.

In het Ottomaanse Rijk, een rijk dat bestond van 1299 tot 1922 en dat op zijn hoogtepunt een enorm gebied in Noord-Afrika, Azië en Europa besloeg, had Sultan Mahmud II in 1829 de fez juist ingevoerd als onderdeel van een centraliserende hervormingscampagne. Het hoofddeksel moest het wijde  scala aan hoofddeksels die in het rijk werden gedragen, vervangen.

Hoewel de fez in de negentiende eeuw in eerste instantie nog vooral werd gedragen door de Ottomaanse bestuurlijke elite, was de fez rond het begin van de twintigste eeuw juist in trek geraakt bij diverse etnische en religieuze groeperingen in het rijk. Het hoofddeksel was een symbool geworden van ‘imperiaal burgerschap’ en zelfs na het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog werd de fez in de voormalige Arabische gebieden van het rijk volop gedragen.

Na de eerder beschreven gebeurtenis in Ankara in 1932 laaide in Egyptische kranten en tijdschriften een discussie op over het 'tarbush incident'. Sommigen zagen het incident als een schending van de nationale eer, maar vooral blies het incident een al langer bestaand debat over kleding, modernisering en nationale identiteit nieuw leven in.

In Egypte werd de tarbush  in de jaren twintig een nationaal symbool. Het land was sinds 1922 formeel onafhankelijk van Groot-Brittannië maar stond tot ongenoegen van Egyptische nationalisten nog steeds onder grote politieke, militaire en economische controle van de Britten. Egyptische nationalistische leiders, maar ook de Egyptische koning Faruq (1936-1952), droegen op foto’s steevast een tarbush en in de jaren dertig leverde de geliefde cartoonfiguur Misr Effendi in de Egyptische pers commentaar op de strijd tegen de Britten – gekleed in zwart pak met op zijn hoofd een tarbush.

Foto in al-Hilal, november 1925: “De meest recente foto van Mustafa Kemal Pasha (red. Atatürk), president van de Republiek Turkije, gekleed in een avondkostuum met een zijden, hoge cilinderhoed, smoking en een wit gestreken overhemd.”

Met culturele claims over traditie, beschaving en moderniteit vormden hoofddeksels in de jaren twintig en dertig in Egypte het middelpunt van een publiek debat in de pers. In dit debat was een veelgehoorde kritiek het idee van ‘blinde imitatie’ van het Westen; de overtuiging dat enkel het overnemen van ‘westerse’ uiterlijkheden een onsuccesvolle en oppervlakkige weg naar moderniteit en nationale soevereiniteit behelsde.

Het Egyptische tijdschrift al-Hilal besteedde in november 1925 uitgebreid aandacht aan de afschaffing van de fez in Turkije, met foto’s van de Turkse leider Atatürk voor en na de verwisseling van zijn hoofddeksels. Atatürk had hiermee, zo schreef het tijdschrift, ‘een grote sprong richting het Westen gemaakt’. De afschaffing van de fez werd door het tijdschrift in de regionale geschiedenis van hoofddeksels geplaatst. Een geschiedenis die een constante ontwikkeling en verandering liet zien. 

Foto in al-Hilal, november 1925: “Hoofddeksels voor Turkse soldaten in verschillende eeuwen”. Bron in het bezit van de Universiteitsbibliotheek Leiden

Enkele maanden eerder verdedigde de intellectueel en socialist Salama Musa in dit zelfde tijdschrift de westerse hoed. Voor Musa was de Europese beschaving de universele beschaving en in zijn ogen was de tarbush slechts een traditie die nu eenmaal was overwonnen door de hoed – een teken van de moderne beschaving. Daarom riep hij de ‘zonen van de natie’ op om in plaats van de tarbush de hoed te dragen, om zo de Europese mentaliteit bij de Egyptenaren te implementeren.

In ‘De tarbush of de hoed’, een artikel in al-Hilal uit 1927, verantwoordde de Egyptische schrijver en dichter Mustafa Sadiq al-Rafi’i juist waarom hij vasthield aan het dragen van de tarbush. Net als Musa was hij van mening dat een hoofddeksel de mentaliteit van de drager beïnvloedt. Hij was echter tegen het ‘verwesteren’ van de Egyptenaren en onderstreepte dat zij juist moesten vasthouden aan het Arabische en islamitische gedachtengoed en tradities.

Foto in al-Hilal, november 1925: “Mustafa Kemal met zijn nieuwe hoed in de hand terwijl hij het publiek begroet.” Bron in het bezit van de Universiteitsbibliotheek Leiden.

De tarbush vs. hoed-discussie kende dus duidelijk verschillende kampen. Tegenstanders van de tarbush stonden doorgaans positief tegenover het Turkse moderniseringsmodel. Voorstanders zagen de tarbush juist als teken van culturele eigenheid: een manier om moderniteit uit te dragen en tegelijkertijd loyaal te blijven aan traditie. De cultuurstrijd over de tarbush en de hoed in het Egypte van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw, laat goed zien hoe discussies over kleding, moderniteit, ideeën over ‘beschaving’, en constructies van Oost en West naadloos in elkaar overgingen.  

Tegenwoordig is de tarbush op enkele uitzonderingen na uit het straatbeeld van het Midden-Oosten verdwenen, maar het spanningsveld tussen kleding en noties van cultuur en beschaving, zoals in het tarbush vs. hoed-debat, is nog onverminderd actueel. Hoeveel vrijheid heb je om te kiezen wat je draagt? Uiteindelijk was het deze centrale vraag die de voor- en tegenstanders van de tarbush met elkaar verbond.

Lucia Admiraal is historicus en Arabist. Ze promoveert aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar Arabischtalige Joodse kranten in Caïro en Beirut tijdens de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw.