Artikel

Hoe toon je sporen van het koloniale verleden?

‘Laat verschillende verhalen naast elkaar bestaan’

De koloniale geschiedenis is lange tijd vooral vanuit autochtoon, Nederlands perspectief benaderd. Maar steeds meer migrantengemeenschappen willen ook hun kant van het verhaal laten horen. Hoe ga je daar als erfgoedinstelling mee om? Drie historici vertellen hoe je sporen van het koloniale verleden kunt vinden en tonen en geven praktische tips waar je als erfgoedinstelling mee aan de slag kunt.

Veel Brabanders weten niet dat in hun provincie nog veel zichtbaar is van het koloniale verleden en in het bijzonder van de slavernij, merkt Wouter Loeff. Hij is hoofdredacteur van Brabantserfgoed.nl, dat verhalen over het Brabantse verleden publiceert. ‘Brabanders associëren slavernij meer met Holland,’ vertelt Loeff.

‘Toch maken wij duidelijk dat ook Brabant sporen van slavernij kent. In Bergen op Zoom bijvoorbeeld woonde kapitein Jan Menkenveld die op een slavenschip werkte. En veel rijke families uit de provincie hadden plantages. Dat gold onder meer voor de familie Bles uit Tilburg. Cornelis Bles nam in de achttiende eeuw een tot slaafgemaakte mee naar huis. Deze Johannes Pauli schopte het tot veldwachter in Hilvarenbeek en zijn nazaten zijn via de archieven nog twee generaties te volgen. Helmond kende de textielfabriek van de familie Bots – het katoen daarvoor kwam van slavernijplantages.’

Brabantserfgoed.nl laat lezers kennismaken met dit vrij onbekende verleden via artikelen die gebaseerd zijn op archiefonderzoek. Ook werkt de site samen met heemkundige kringen: hun onderzoek krijgt zo een groter podium. Verder maakt Brabantserfgoed.nl podcasts en gebruikt het sociale media.

Het standbeeld van Peerke Donders in Tilburg

De slavernijgeschiedenis roept veel, soms heftige, emoties op. Volgens Loeff biedt dat ook kansen. ‘Bij lang niet alle aspecten van de geschiedenis voelen mensen zich zo sterk betrokken. Je kunt als erfgoedinstelling dankzij de discussies over het koloniale verleden ook nieuwe groepen bereiken.’ Dat geldt bijvoorbeeld voor het debat over het standbeeld van Peerke Donders in Tilburg. ‘Deze negentiende-eeuwse missionaris houdt zijn hand op het hoofd van een geknielde zwarte man, die heel clichématig en onderdanig is vormgegeven. Wat moet de stad daar nu mee? Juist daarover kun je discussiëren.’

Tips voor erfgoedinstellingen
- Realiseer je dat archieven zijn samengesteld vanuit een bepaalde, vaak westerse visie. Zoek daarom ook naar onbekende verhalen en nieuwe bronnen.Verwijs in artikelen naar die bronnen en maak ze toegankelijk.
- Maatschappelijke discussies zijn beter te voeren op basis van feiten.
- Publiceer niet alleen teksten, maar gebruik ook andere manieren om belangstelling te wekken, zoals podcasts en sociale media. Daarmee bereik je een ander publiek en verlaag je de drempel.
Brabants succes
Brabantserfgoed.nl oogst steevast veel reacties met een taalspelletje: een verhaal in dialect bevat een onbekend woord. Het publiek mag zeggen wat dat betekent. Volgens Wouter Loeff is dit een laagdrempelige manier om veel mensen bij het erfgoed te betrekken.

Derde generatie

Historicus Lara Nuberg raakte via haar eigen verleden betrokken bij de koloniale geschiedenis van Nederland. Ze houdt een weblog bij: gewooneenindischemeisje.nl.

‘Mijn oma werd in 1925 geboren in Bandoeng en kwam in 1947 naar Nederland. Er werd niet veel over het verleden gesproken; het was niet gebruikelijk om er vragen over te stellen. Dat werkt door: je weet niet goed waar je vandaan komt en kunt dat lastig uitleggen, merkte ik,’ vertelt Nuberg.

‘Toen ik geschiedenis studeerde, ben ik gaan onderzoeken wat het Indische in mij is. Daar bleek een verhaal achter te zitten. Indo-Europese kinderen, meestal de nakomelingen van Indonesische vrouwen en Europese mannen, kregen vaak een Europese achternaam en een Europese opvoeding. Dat gold ook voor mijn oma. Alles wat haar in Nederlandse ogen buitenlands maakte kende ze zelf eigenlijk niet. Ze had het ook niet zo op Indonesië. Ik ben heel duidelijk opgevoed met een onderscheid tussen Indisch, dus Europees, en Indonesisch.’

Hoe herstel je in zo’n geval de band met het verleden? Door er aandacht voor te vragen. ‘De meeste generatiegenoten van mijn oma gingen niet op de barricaden staan, die moesten zich aanpassen en een nieuw leven opbouwen in Nederland. De tweede generatie kent al veel meer mondige mensen, denk aan Marion Bloem, Nancy Jouwe, Alfred Birney en Reggie Baay. Ik hoop dat mijn generatie, samen met eerdere generaties, het verhaal van postkoloniale migranten kwijt kan in een Nederland dat beter wil luisteren.’

 

Daarom deed Nuberg mee aan een project van het Indisch Herinneringscentrum dat Nederlandse en Indonesische jongeren aan elkaar koppelde. Jonge schrijvers, historici, theatermakers en kunstenaars gingen in duo’s aan de slag. In januari verscheen het boek Journey of Belonging. A herstory between time and space dat Nuberg schreef samen met Lala Bohang. De vrouwen onderzoeken hierin hun familiegeschiedenis en vragen zich af in hoeverre hun levens verbonden zijn door 350 jaar Nederlandse aanwezigheid in de Indonesische archipel.

Het boek past in een brede ontwikkeling, merkt Nuberg. ‘We zijn sinds vijftig jaar een multiculturele samenleving, maar de geschiedschrijving was lang erg gericht op het verleden van inheemse Nederlanders. Er is nu een gemengde bevolking en daarvoor komt steeds meer aandacht in het onderwijs, maar ook in de omgang met monumenten en in de presentaties van musea.’

Duiding door deskundigen
Omroep Max zendt in het najaar op NPO1 het programma Het Museum van Nederland uit. Bezoekers mogen dan voorwerpen meenemen die door experts in een bredere, historische context worden geplaatst. Lara Nuberg geeft commentaar op voorwerpen uit Nederlands-Indië. Volgens haar is dit een goede manier om persoonlijke verhalen los te maken en die breder te duiden. Erfgoedinstellingen kunnen dit principe natuurlijk overnemen.

Vertel verhalen naast elkaar

Wim Manuhutu, historicus gespecialiseerd in de Molukse geschiedenis, heeft ook een persoonlijke band met zijn onderwerp. Hij werd geboren in het Molukse kamp Vught. ‘In 1951 kwamen 12.500 Molukkers naar Nederland in de verwachting dat ze er maar kort zouden blijven. Ze woonden bij elkaar in buurten en kampen verspreid over tachtig plaatsen. De meeste mensen denken meteen aan dit deel van de Molukse geschiedenis, maar Nederlanders en Molukkers delen een veel langer verleden,’ aldus Manuhutu.

‘De Nederlanders die de huizen aan de Amsterdamse grachtengordel lieten bouwen, leefden vaak van de handel op de Molukken – de VOC haalde daar kruidnagel en nootmuskaat vandaan. Dat belang is ook af te lezen aan de Indische buurten die je in veertig steden hebt, vaak met namen die ook naar de Molukken verwijzen.’

Wonen in Kamp Vught

Wat Manuhutu betreft kunnen verhalen over het Nederlandse en het Molukse verleden naast elkaar bestaan. ‘In de barak van kamp Vught waarin ik ben geboren is tegenwoordig een tentoonstelling ingericht waar verschillende verhalen zijn samengebracht. Er wordt aandacht besteed aan Indische en Molukse mensen, maar ook aan de Tweede Wereldoorlog. Het idee was lang dat aandacht voor de ene groep betekende dat er geen aandacht was voor de andere. Maar dat hoeft niet zo te zijn, ze kunnen tegelijk bestaan. Ook in het Nederlands Openluchtmuseum over de Nederlandse geschiedenis is een Molukse barak herbouwd. Dit zijn mooie voorbeelden van concreet erfgoed. Je ziet dan hoe mensen woonden, je kunt het verleden aanraken.’

De meeste Molukse kampen bestaan niet meer, toch telt Nederland nog zestig wijken waar alleen Molukkers wonen. Sinds een jaar of twintig worden daar regelmatig monumenten opgericht ter ere van de eerste generatie. Die generatie bleef lang hopen op een terugkeer naar hun moederland. Ze spraken vaak geen Nederlands en tot in de jaren zeventig leefden ze in isolement.

De Molukse barak in de Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem

‘De jongere generaties zijn meer in Nederland opgegaan, maar de band met de Molukken is niet verdwenen,’ zegt Manuhutu. ‘Jongeren gaan naar de Molukken op vakantie en leggen daar contact met leeftijdgenoten. Via de sociale media delen ze liedjes en oude foto’s. De Molukse cultuur komen zo toch weer aan bod. Als erfgoedinstelling kun je hiermee rekening houden. Jongeren hebben wel degelijk belangstelling voor het verleden, maar je moet ze wat creatiever benaderen, bijvoorbeeld via de sociale media.’

De debatten over het koloniale verleden vindt Manuhutu dikwijls te eenzijdig. ‘Het zijn vaak of-of-verhalen. Neem de discussie over het monument van Pieterszoon Coen in Hoorn. Daarbij kun je een plaquette met extra uitleg plaatsen, maar je kunt het ook spannender maken. Zet er bijvoorbeeld een standbeeld tegenover dat een ander deel van de geschiedenis vertegenwoordigt. Zo maak je het uitdagender. Je laat dan twee perspectieven zien en doet daarmee recht aan de complexiteit van het verleden.’

Trek migranten aan als experts
Zowel Lara Nuberg, Wouter Loeff als Wim Manuhutu adviseren erfgoedinstellingen om in gesprek te gaan met mensen met een migratieachtergrond en hen echt bij een project te betrekken: de tijd is voorbij dat migranten een evenement alleen willen opluisteren met hapjes, zang en dans. Zorg ook dat er budget is voor hun adviezen. Waarom zouden zij gratis moeten meewerken als de andere experts wel worden betaald? Denk ook na over de terminologie: bijvoorbeeld liever ‘koloniale oorlog’ dan ‘politionele acties’. En kijk of je als instelling iets kunt terugdoen voor migrantengemeenschappen, bijvoorbeeld door te helpen bij de archivering van bronnenmateriaal.

Molukse historie
Het Moluks Historisch Museum in Den Haag is voortgekomen uit de Molukse gemeenschap zelf. Het geeft een beeld van de geschiedenis en cultuur van de Molukkers in Nederland en van de Molukken. Het bevat objecten, archivalia, boeken, foto’s en audiovisueel materiaal. Info: www.museum-maluku.nl.

Banda Neira