Artikel

De tweede blik

Door Ali Amghar

Met Ali Amghar kijken we naar het interieur van een kerk van Saenredam: ‘Eigenlijk doet het me denken aan de moskee.’

deBuren vroeg achttien jonge schrijvers uit Vlaanderen en Nederland om eeuwenoude topstukken uit de Eregalerij van het Rijksmuseum een stem te geven vanuit één kernvraag: wat zie je als je door een genderbril naar deze schilderijen kijkt?

Pieter Jansz. Saenredam, Het middenschip en koor van de Mariakerk in Utrecht (1641) Collectie: Rijksmuseum, Amsterdam.

Alle rechten voorbehouden

Als de eregalerij een schoolplein zou zijn, dan was de Nachtwacht overduidelijk het mooiste meisje van de klas. Bezoekers uit alle hoeken van de wereld, sommigen met z’n tweetjes en anderen in groep, verzamelen zich allemaal in de eregalerij om misschien wel het beroemdste schilderij uit de Nederlandse geschiedenis te bewonderen.

Mijn oog valt op een doek dat haast weggemoffeld lijkt in een hoek van de eregalerij. Ik neem plaats op een bankje ertegenover en neem mijn tijd om dit schilderij van Saenredam in de ogen te kijken, terwijl andere bezoekers het werk vluchtig bekijken en gauw doorlopen naar de prominenten op deze verdieping.

‘Wat valt jou op?’ hoor ik een jongedame opeens vragen.

Een koppel stopt even voor het doek en heeft niet in de gaten dat ik stiekem meeluister.

‘Wat ik zie?’ herhaalt de jongeman die haar vergezelt, vermoedelijk om meer tijd te winnen om de schijnbaar simpele vraag te beantwoorden.
‘Ja, wat is het eerste wat je ziet als je het doek bekijkt?’

Hij neemt even de tijd om het schilderij goed te bekijken.
‘Eigenlijk doet het me denken aan de moskee.’
‘Een moskee?’ Ze trekt een gezicht dat ervoor zorgt dat hij zijn antwoord toelicht.
‘Het komt waarschijnlijk door de tegels op de vloer, die lijken op de sobere tapijten die je in de moskeeën wel ziet. En hoe de lichtinval in de grote hal je blik naar het centrum van het doek leidt. Het heeft wel iets een gebedsrichting, vind je niet?’

De jongedame giechelt, waarvan de jongen nogal onzeker lijkt te worden.
‘Wat is er zo grappig?’ ‘Nou, ik had niet zo’n antwoord verwacht. En ik vroeg eigenlijk iets anders, namelijk wat je het eerst opvalt aan het doek, niet waaraan het je doet denken.’

De jongeman doet een stap dichterbij het doek en bekijkt het nogmaals aandachtig.
‘Er staan twee honden op,’ wijst hij.
De jongedame knikt. ‘Zie je de twee vrouwen in het blauw linksonder?’
‘Dat zijn toch drie vrouwen?’ antwoordt hij droogjes.
‘Oja? Kijk eens goed.’
Hij gaat nog dichterbij het doek staan, net voor de lijn die de gepaste afstand aangeeft voor de bezoekers.
‘Je hebt gelijk, die linkse figuur is gekleed zoals de mannen rechts achteraan.’

‘Best gek eigenlijk,’ zegt ze terwijl zij ook dichter bij het doek komt staan, ‘dat je samen een schilderij kan bekijken, maar toch niet hetzelfde ziet, of tenminste, dat iets anders je opvalt.’
‘Dat maakt het alleen mooier, toch?’ is zijn antwoord. ‘Kom, het is wat minder druk geworden bij de Nachtwacht. Eens kijken of we daar hetzelfde zien.’

Ik besluit ook te vertrekken, werp nog een laatste blik op de verstilde scène op het doek en zie dat het koppel drie personages over het hoofd heeft gezien. Een man en vrouw die vanaf een balkon neerkijken op de mensen op de begane grond van de kerk en een derde persoon, die dat koppel van een afstandje in de gaten houdt. ‘Je bent wat je ziet’, fluister ik en loop naar de uitgang.

Ali Amghar (1989) werkt als freelancer schrijver en programmamaker. Voor hij besloot zijn jongensdroom als schrijver in vervulling te laten gaan, werkte hij als programmamaker voor Stadspodium Utrecht en richtte Stichting Desalniettemin op.