Artikel

Een vrouw

Door Malika Soudani

Malika Soudani geeft een stem aan het schilderij Portret van een vrouw van Frans Hals ‘Ik vraag mij af of het zo is genoemd omdat het een mooie titel is of omdat ze mijn naam vergeten zijn.’

deBuren vroeg achttien jonge schrijvers uit Vlaanderen en Nederland om eeuwenoude topstukken uit de Eregalerij van het Rijksmuseum een stem te geven vanuit één kernvraag: wat zie je als je door een genderbril naar deze schilderijen kijkt?

Frans Hals, Portret van een vrouw (ca. 1635) Collectie: Rijksmuseum, Amsterdam.

Alle rechten voorbehouden

Ik ben geportretteerd en het doek heet ‘Portret van een vrouw’. Ik vraag mij af of het zo is genoemd omdat het een mooie titel is of omdat ze mijn naam vergeten zijn, of in elk geval in de war zijn over welke naam de mijne is. Ik ben een vrouw. Een gezicht in dunne verf.

[Teken een realistische perzik en gum hem vaal. Een zachte vrouwenhuid. Schets er twee amandelvormige ogen in, een smalle, rechte neus en een paar lippen. Volle lippen, maar niet te vol. Lippen net iets rozer dan de gezonde blos op haar wangen. Laat er wat ruimte tussen, dat staat comfortabel. Houd het hoofd klein, besteed genoeg aandacht aan de details, vergeet harde lijnen. Het gaat hier om een verfijnd gezicht.]

Mijn hoofd is te klein voor het kostuum dat ik draag en het glimt. Ik kan niet anders dan denken aan een deurknop of het kopje op en schotel. Beide dienen de handen die hen aanraken, door die aanraking krijgen ze betekenis. Het porselein van de hertog kan hetzelfde zijn als dat van mij, toch is het meer waard.

[Plaats de handen in haar schoot en teken de schouders net niet recht. Zo zit ze goed, precies tussen formeel en informeel in. Noem het: mysterieuze toegankelijkheid. Laat haar de toeschouwer aankijken. Kwetsbaar, niet bang. Laat de ogen voor haar spreken.]

‘Och kijk nou naar dit werk. Zo een mooie vrouw en wat een kledij. Ze is vast een rijke man gehuwd, moet je die kraag zien. Ik denk niet dat het lekker zit, maar het staat haar des te mooier. En zie dat borduurwerk op haar jurk. Het lijkt bijna van zijde te zijn gemaakt. Het zal door de schaduw komen. Die laat haar gezicht ook zo goed uitkomen. Het is een prachtige vrouw.’

Ik draag zes moedervlekken op mijn rechterdijbeen en een drietal op mijn rug. Op een van mijn knieën zit een litteken. Ik zou mijn jurk omhoog moeten hijsen om te kunnen vertellen op welke van de twee. Als ik lach probeer ik niet te veel van mijn tanden te laten zien. Ik mis bijna al mijn kiezen. Voor ik moeder werd, heb ik leren lezen en schrijven. Ik schrijf het liefst over de regen. Hoe ze de straatkeien wast, de geur van rottend voedsel overmeestert en mij het zweet dat tussen mijn borsten glijdt doet vergeten. Ik dans voor het slapengaan, het liefst zonder kleding. Ik bijt mijn wangen kapot en spuug de velletjes uit het raam naast mijn bed. Ik kijk iedereen altijd recht aan. Trots en zelfverzekerd. In gedachten bedenk ik waar ik hun grootste moedervlek vind.

[Neem afstand van het werk en stel jezelf vraag: wat heeft ze nog nodig? Steekt ze voldoende af tegen de achtergrond? Mist ze accessoires? Wordt haar lichaam behoorlijk tentoongesteld? Laat haar niet verdwijnen, ook niet opvallen, tussen andere portretten. Geef haar iets meer, minder kleur, een grotere, kleinere kraag, desnoods een glimlach. Geef, ontneem haar iets waardoor men weet; dit is een portret van een vrouw.]

Malika Soudani (1997) studeert Creative Writing aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten, liep stage bij productiehuis SLAA, werkte als PR assistent voor Read My World. Ze experimenteert met proza en poëzie en hoopt naast een dichtbundel ook ooit een (literair) kookboek te publiceren.