Artikel

Slachtoffer?

Column door Hans Piena

‘Elke man is een TBS’er op proefverlof’. Deze uitspraak, van Luuk Koelman, schetst de teneur in de media over man-vrouwrelaties. Ook in de huidige geschiedschrijving brengt de man het vaak niet verder dan vrouwonvriendelijke alcoholist met zijn vrouw als weerloos slachtoffer. Ik kom, vanuit onverwachte hoek, tot een andere conclusie. De afgelopen 15 jaar deed ik promotieonderzoek naar het IKEA vóór IKEA: beschilderde vuren meubels uit de periode 1600-1930. Iedereen had ze in huis, maar ze werden gewoon in Nederland gemaakt, niet in Zweden. De makers heetten witwerkers.

Tijdens dat onderzoek transcribeerde ik circa 4000 pagina’s inboedels, las gildestatuten en -geschillen en historische reisverslagen. Daarin trof ik ook veel informatie over vrouwen aan en die strookt niet met de slachtoffer-insteek die vandaag de dag de media domineert. Op de ledenlijsten van de witwerkers komt weliswaar geen enkele vrouw voor, maar zij bestierden wel het gildepand en deden daar en thuis de verkoop.

In de meeste gilden waren dan ook zelfstandige vrouwen.

Ze zette het bedrijf voort als manlief overleed. Het pand, aandelen en productiemiddelen kwamen dan op haar naam. De vele bedrijfsnamen beginnend met ‘De Weduwe van……’ getuigen daar vandaag de dag nog van. Ook in de toelevering van grondstoffen speelden vrouwen een belangrijke rol. Zo is daar in de vroeg 18e eeuw Sara de Bie die met haar schilderswinkel bij het huidige Leidse plein in Amsterdam iedereen van pigmenten, kwasten en lakken voorzag.

Deze economisch zelfstandige positie van de vrouw is representatief voor vele gilden. Al in 1919 beschreef Alice Clark de belangrijke rol van de vrouw in de gilden: Working life of women in the seventeenth century. In de meeste gilden waren dan ook zelfstandige vrouwen. In de textiel gerelateerde gilden domineren zij zelfs (lees Elise van Nederveen Meerkerk, De draad in eigen handen. Vrouwen en loonarbeid in de Nederlandse textielnijverheid, 1581-1810). Ariadne Schmidt komt in Gouda tot de conclusie dat circa 40% van de vrouwelijke gezinshoofden gilde gereguleerd werk deden, tegen 54% voor de mannelijke gezinshoofden. Het percentage door vrouwen bestierde winkels ligt nog hoger.

Een Noord-Hollandse gortlade uit 1850. In de bovenste bakken zaten erwten, bonen, en granen. De overige ruimte was gevuld met alle andere bezittingen. Collectie Nederlands Openluchtmuseum

Niet alleen in het werk, maar evenzo privé zijn de verhoudingen de laatste decennia vaak geanalyseerd in termen van macht, met de vrouw als slachtoffer. Ik zie dat onvoldoende terug. Ook binnen de gilden met weinig vrouwen op de ledenlijst, meestal de fysiek zware beroepen, deelden zij navenant in de welvaart. Bij welvarende bedrijven had de vrouw des huizes gouden sieraden, dure kleding, een betaalde plek vooraan tijdens de preek en uiteindelijk een graf met steen in de kerk: status-indicatoren die destijds voor de vrouw en haar peer group belangrijk waren.

Nieuwsgierig naar hoe dat in recentere tijden was, beluisterde ik ruim duizend dialect-opnames van Meertens Instituut, een primaire bron. Daarin zijn vooral arbeiders aan het woord. Zij vertellen over hun leven tussen 1890-1950. Daaruit blijkt dat hun uitbuiting geen zaak was van man tegen vrouw. Vrouwen werden evengoed door vrouwen onderdrukt. Zo was er de gedwongen winkelnering in de aan fabrieken gelieerde winkels waarin de arbeidersvrouwen hun inkopen moesten doen, tegen woekerprijzen, anders verloren ze hun baantje. Veel van deze winkels werden gerund door de vrouw van de fabrieksdirecteur. Over dienstmeiden werd regelmatig als een despoot geregeerd, door de vrouw des huizes. Goed, je kunt tussen die vele opnames een man horen die tegen zijn vrouw blaft: ‘Zitten en monddicht’. Maar evengoed hoor je er vrouwen die hun man na ieder woord afkappen en belachelijk maken.  

In brede lagen van de bevolking was het hele gezin slachtoffer, niet alleen de vrouw.

Uit alle gegevens samen blijkt echter dat het merendeel van de vaders en moeders van elkaar hielden en elkaar steunden. Partners werkten samen, al was het maar omdat je anders niet overleefde. Het ging, naast levensgeluk, om brood op de plank, het beste voor je kinderen en een dak boven je hoofd. En daarin ontplooide vrouwen legio eigen activiteiten om geld te verdienden. Dat waren voor een deel, zeker in onze ogen nu, mensonterend zware zaken. Maar dat deed destijds iedereen in het arbeidersgezin: vrouwen, mannen én kinderen. Zij die geen eigen bezittingen en productiemiddelen hadden, zoals havenarbeiders-, fabrieks-, en landarbeidersgezinnen, werden uitgebuit. Voor zowel de vrouw, haar man en haar kinderen betekende dat onmenselijk lange uren, zwaar fysiek werk, eenzijdig eten en periodiek honger. Kortom, in brede lagen van de bevolking was het hele gezin slachtoffer, niet alleen de vrouw.

Hans Piena studeerde kunstgeschiedenis en archeologie en is sinds circa tien jaar als conservator verbonden aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. In die hoedanigheid werkte hij onder meer aan de overzichtspresentatie van de Canon van Nederland.