Artikel

Mijn oma was geen feminist (en dat is oké)

Column door Sietske van der Veen

Mijn oma maakte na de hbs-a carrière als directiesecretaresse bij kunstvezelconcern AKU, nu AkzoNobel. Ze was 29 jaar toen ze in 1951 trouwde met mijn opa, na zeven jaar verloving. Hun huwelijk maakte een einde aan haar loopbaan, en binnen enkele jaren veranderde haar leven totaal. Als mijn opa naar zijn werk ging, moest mijn oma zichzelf en haar jonge kinderen zien te redden in een krappe noodwoning met slechts twee emmers water per dag.

Oma Geeske met de moeder van de auteur, jaren 50

Alle rechten voorbehouden

Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe deze omslag voor mijn oma geweest moet zijn, en ik kan het haar niet meer vragen. Ook al doe ik mijn uiterste best om te begrijpen hoe haar leven werkelijk was, of dat van haar tijdgenoten, of dat van de vele vrouwen voor haar of de generaties na haar – ik zal me nooit geheel kunnen invoelen in hun situatie. Niet in de laatste plaats omdat ik beïnvloed word door mijn eigentijdse idee dat buitenshuis werken emancipatie bevordert.

Hoe konden veel vrouwen vroeger tevreden zijn met een plek achter het aanrecht? Waarom schikten de meesten zich naar ideeën over liefde en seks die mannen voor hen hadden bedacht? Waarom kwam de eerste feministische golf pas zo’n honderdvijftig jaar geleden? Ik kan talloze van zulke vragen stellen. Ik kan het proberen te snappen, maar vind het soms moeilijk om me te verplaatsen in mijn voormoeders, die (schijnbaar) weinig deden om los te breken uit een bestaan dat mij nu zo beknellend toeschijnt.

Hoe konden veel vrouwen vroeger tevreden zijn met een plek achter het aanrecht? 

Als historicus weet ik echter dat ik mijn beeld moet bijstellen: de meeste vrouwen van toen leefden het leven dat hen gegeven was, omdat ze gewoonweg niet wisten wat de toekomst nog zou brengen. Ook nu geldt: weinig mensen zijn revolutionairen. Slechts enkelen verloochenen alles wat hen vertrouwd is om op de barricaden te staan. De rest kleurt binnen de gegeven kaders. Soms omdat ze niet anders durven, maar vaker omdat het niet in ze opkomt om het anders te doen.

Als ik mijn oma kritisch zou kunnen bevragen over haar keuzes, weet ik zeker dat ze die voor het merendeel zou verdedigen – net als ieder ander dat zou doen. Vrouwen uit het verleden kozen binnen de mogelijkheden die ze dachten te hebben. Ze aanvaardden veel zaken zoals ze waren – niet alles –, hoewel dat ongetwijfeld niet altijd eenvoudig was. De koers van hun leven was voor de meesten grotendeels zo vanzelfsprekend dat ze er niet bij stilstonden of een alternatieve richting hen gelukkiger zou maken. Persoonlijke vrijheid is tegenwoordig een hoog goed, maar dat was het lang niet.

Vrouwen uit het verleden kozen binnen de mogelijkheden die ze dachten te hebben 

De geschiedenis had opstandige feministen nodig, als katalysators van verandering. Maar tellen de anderen dan automatisch niet mee? Moeten we veel vrouwen van vroeger miskennen vanwege gedrag wat in onze ogen misschien niet het best mogelijke was? Het gevaar ligt op de loer dat we hen dan weergeven als slachtoffers van hun tijd, in plaats van als personen op zich, die op verschillende manieren omgingen met kansen en beperkingen. Dat laatste is veel interessanter en constructiever. Overigens niet alleen in het geval van historische vrouwen, maar ook bij vrouwen in onze huidige tijd wier situatie zo anders is dan de onze.

En mijn oma? Die bleef ondernemend. Na een aantal jaar verhuisde ze met haar gezin naar een grotere woning, maar aan huis gekluisterd was ze niet. Ze had een uitgebreide vriendenkring, volgde cursussen en was zelfs kortstondig bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen. Kortom: ze maakte wat van haar leven op haar eigen manier.

Foto: Colina van Bemmel

Sietske van der Veen (1992) is historicus en freelance journalist. Ze werkte onder andere voor Stichting 1001 Vrouwen, Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, Historisch Nieuwsblad en Maarten!. Ook was ze een kleine twee jaar inhoudelijk projectmedewerker voor de Maand van de Geschiedenis en het Canonnetwerk (Nederlands Openluchtmuseum). Momenteel doet ze als promovendus bij het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis onderzoek naar de sociale mobiliteit van Joodse Nederlanders met een hoge(re) sociale status (1880-1940).