Artikel

Toen wapens woorden werden

Door Anke Verschueren

Anke Verschueren geeft in haar tekst een stem aan het vredesverdrag van Münster uit 1648.

deBuren vroeg achttien jonge schrijvers uit Vlaanderen en Nederland om eeuwenoude artefacten uit de tentoonstelling 80 jaar oorlog in het Rijksmuseum een stem te geven.

Kist voor het vredesverdrag van Münster, 1648 met: Traktaat Vrede van Münster, Nederlandse versie. Ratificatie van het vredesverdrag van Münster tussen Nederland en Spanje, Nationaal Archief / Staten Generaal, publiek domein

Het gebeurde op de Alter Steinweg nummer 6 in Münster. Ze waren met z’n tienen en voor het eerst stonden ze rond een tafel in de plaats van tegenover elkaar op een slagveld. Moe, uitgehongerd en met de vele kasseiwegen nog nazinderend in hun botten, waren ze in koetsen gearriveerd. Ze praatten met elkaar, aten dampende brandnetelsoep en schreven mij. Samen. Een verdrag dat alleen vrede verdraagt. Met een pas gepunte veer en verse inkt, die zich maar al te graag aan het papier wilde hechten. Mijn letters wilde vormen tot woorden en zinnen. Met wit ertussenin om eindelijk adem te halen. En helemaal aan het einde: een punt. Een donker gaatje om tachtig jaar ellende in te verstoppen en te bewaren.
               Toch kon ik zo worden geschrapt. Verscheurd. Verbrand. Men moest mij onthouden en aangezien je iets niet kan ont-horen, moest ik worden gezegd. Voor zoveel mogelijk oren. Iedereen verzamelde zich in het stadhuis. Men sloeg mij open. Men zwoer plechtig en sprak mij uit. Toen bestond ik. Men smolt kaarsvet en bezegelde mij. Men handtekende mij. Als woonst, kreeg ik een kist van schilpaddenleder.
                Ik ben gebleven. Dat werd mij later wel eens verweten. Men zei dat ik naast het land, ook de taal heb verscheurd. Maar haar heb ik vooral veel gegeven.
                Want ik ben er trots op, dat schoon niet altijd mooi is, maar wel prettig proper. Dat je een kopje koffie of een tasje thee het best beleeft op de bank of in de zetel. Dat je op lentedagen in kleedjes loopt, die eigenlijk jurkjes zijn, maar als het echt moet, ook de vloer kunnen bekleden. Dat sinaasappels en uien, appelsienen en ajuinen zijn. En grapefruit ook wel pompelmoes. Dat je met een bankkaart kan pinnen en met je pinpas met bancontact kan kopen. Dat jullie met z’n allen rondrennen, of is het lopen, met GSM’s, smartphones en mobieltjes aan de oren. En met koffers op wieltjes of zijn dat valiezen. Dat wijsheid in tanden zit en verstand in kiezen. Dat je kan gummen en gommen als je iets fout schreef. Nondemiljaar, nou, verdomme! Dat er tussen ‘s ochtends en ‘s middags en ’s avonds, voor- en namiddagen dolen. Dat kwark en platte kaas en pudding en vla niet in de microgolfoven horen. En ook niet in de magnetron, a.u.b, s.v.p. Dat bruiswater, spuitwater en platwater, Spa Blauw. Dat ‘ik zie je graag’ zeggen, hetzelfde is als ‘ik hou van jou’. Dat spijkerbroeken er als jeans, maar duimspijkers er als punaises uitzien. Dat je met je pinkje, een pintje, een pilsje of zelfs een biertje kan bestellen. Dat dat pas echt smaakt met een frietje en stoofvlees en curryworsten en frikandellen. Dat dan de vaatwas, de afwas met hand- en/of theedoek gebeurt. Alles moet schoongemaakt. Gekuist. Geschrobd. Geschuurd. Want opgeruimd staat netjes. Zeker en vast en vast en zeker, dat is algemeen geweten.
               Na tachtig jaren van lijden en strijden, bracht ik orde, grenzen en vrede. Wapens verdwenen. Woorden verschenen.

Anke Verschueren, © Marianne Hommersom

Anke Verschueren (1994) neemt haar grote liefde, de taal, overal mee naartoe. Van papier naar podium naar podcast. Ze heeft een masterdiploma Nederlands en studeert nu Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Ze werd derde in de txt-on-stagewedstrijd Naft voor Woord 2017. In haar vrije tijd bewerkt ze Middelnederlandse literatuur tot luisterverhalen, doet ze stemmenwerk voor reclamespotjes en zingt ze.