Artikel

Data, deadlines en dominantie

Column door Els Kloek

Je hebt data en deadlines. Ik voel me schuldig want ik ben te laat met deze column. Ik dacht het over Kenau te doen, want ik ging ervan uit dat het thema dit jaar DE Opstand was. Mooi vond ik dat – eindelijk weer eens aandacht voor een van de spannendste episodes uit de geschiedenis van Nederland. En logisch ook, want er komt een grote tentoonstelling in het Rijksmuseum over de Nederlandse Opstand. Pas nu zie ik dat het thema ‘opstand’ in het algemeen is. Daar heb ik helemaal niet over nagedacht! Wat moet ik daarover schrijven?

Ik zou een opstandig stukje kunnen schrijven over de nietszeggende algemeenheid van algemene thema’s. Over dat wij historici gewoon aan het werk moeten gaan in plaats van te ronken over containerbegrippen als geluk en opstand, dat we eens moeten ophouden met het lukraak kopiëren van al die theorieën en theorietjes die ‘actueel’ zijn om de rest van de mensheid toch maar te laten zien hoe ‘actueel’ ons vak ook is. Dat we moeten ophouden te doen alsof de geschiedenis een soort pretpark is waar je allerhande spannende dingen kunt ‘beleven’. Dat… nou ja, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar ik stop, want ik vind het te negatief.

Bovendien: dit soort opstandigheid roept vast reacties op en dan moet ik me weer verweren en in debat gaan, terwijl ik liever zelf mijn eigen agenda bepaal en – eerlijk is eerlijk – ook niet precies weet hoe het verder moet met ons mooie vak geschiedenis.

Zelf ben ik ooit in opstand gekomen tegen de dominantie van mannen in de geschiedschrijving. Dat was in de jaren zeventig, toen er een algemene democratiseringsgolf over het vak spoelde. Er moest meer aandacht komen voor groepen en thema’s die in verband stonden met het dagelijks leven van ‘gewone’ en/of ‘onderdrukte’ mensen: arbeiders, gezinnen, kinderen, buurten, zwarten, homoseksuelen, vrouwen… Enthousiast gingen we aan de slag met deze history from below. Toen ik voor een werkcollege The making of the English working class (1968) van E.P. Thompson moest lezen, raakte ik vooral gefascineerd door wat hij schreef over vrouwen die voorop liepen in ‘pre-industriële’ vormen van oproer, zoals broodrellen, en over mannen die in hun verzet tegen machines zich als vrouw verkleedden.

Ik zag een patroon: vrouwen lopen voorop als het gaat om spontaan verzet, juist omdat ze buiten hiërarchische structuren staan en allesbehalve dominant zijn.

Hun machteloosheid maakt dat zij in opstand durven te komen tegen rechteloosheid (hoge broodprijs, oneerlijke concurrentie, seksueel geweld, vooroordelen). Was de Franse Revolutie niet ook door vrouwen begonnen? En de Russische Revolutie toch ook? Hoe zat het eigenlijk met onze ‘eigen’ Kenau, die in 1573 met andere vrouwen vocht op de muren van Haarlem?

Nog altijd doe ik graag historisch onderzoek naar de rol van vrouwen. De overgeleverde verhalen van opstandige vrouwen zijn intussen maar al te vaak naar het rijk der fabelen verwezen omdat ze doorgaans slecht zijn gedocumenteerd, en de meeste historici maar al te graag hechten aan wat Ranke ooit zei: ‘Wat niet in de documenten staat, is niet gebeurd’. Hoe hoog ik Ranke ook heb, deze visie is achterhaald.

Ook in onze zoektocht naar bronnen moeten we inventief zijn.

Ranke was een kind van zijn tijd – nationalisme – en vond dat historici zich met de geschiedenis van staten moesten bezighouden, en daarom huldigde hij deze opvatting. Gelukkig hebben we nu een veel bredere opvatting over geschiedenis: niemand zal nog beweren dat historisch onderzoek naar vrouwen, zwarten, homoseksuelen, slavernij et cetera geen bestaansrecht heeft omdat ze slecht zijn gedocumenteerd. Sterker nog, deze thema’s staan momenteel juist sterk in de belangstelling.

Wat me tegenwoordig vooral zorgen baart, is de opkomst van ‘big history’, met zijn nadruk op ‘big data’ – ik kan me vergissen, maar is dit niet ook gegendered? Hoe het ook zij, net als iedereen worden ook historici steeds meer afhankelijk van technici.

Dat betekent dat algoritmes gaan bepalen welke vragen wij aan het verleden stellen. Daarmee dreigen we niet alleen de menselijke maat uit het oog te verliezen, maar ook het archiefonderzoek zelf.

Een teken aan de wand vind ik de gewoonte van technici om in het enkelvoud te spreken over ‘data’: ‘De data zegt, spreekt, laat zien, toont aan…’ Laten wij als historici hiertegen in opstand komen. Nú. Documenten wemelen van de data (meervoud!), en het is de taak van de geschiedschrijving om die op te sporen en te duiden. Technologie kan daarbij enorm behulpzaam zijn. Maar laten we ons verzetten tegen de dominantie van nullen en enen. Geschiedenis gaat over mensen, in al hun diversiteit en bijzonderheid.

Els Kloek (1952) is historica en onderneemster in geschiedenis. Ze stond aan de wieg van tijdschriften, tentoonstellingen, boekenreeksen, stichtingen, congressen en websites. Met 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013) brak zij door bij een breed publiek. Het boek was genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2013 en werd in 2016 verkozen tot Beste geschiedenisboek aller tijden. Het boek 1001 vrouwen in de twintigste eeuw verschijnt in oktober 2018.