Artikel

Flowerpower bie ons op ’t durp

Column door Hans Piena

‘Partnerruil!’ roept Dolfje zelfverzekerd. Het is 1970. We zitten in de klas en juf inventariseert de spreekbeurtonderwerpen. De meeste jongens kiezen voetbal, auto’s of vliegtuigen. Andere kinderen nemen hun huisdier. Ik heb mijn marmot opgevoerd, al steekt die wel erg klein af tegen de herdershond van mijn buurman. Maar partnerruil, dat klinkt wel heel gaaf. Ik weet niet eens wat het is.

‘Hoe kom je bij dat onderwerp?’ vraagt juf met een zenuwachtig lachje.
‘Nou, dan ga je wild-logeren bij mensen die je niet kent, en andersom komen er vaak vreemde mensen bij jou logeren.’
‘En wat zou je daarover willen vertellen Dolf?’ vraagt juf weifelend.
‘Papa en mama kijken in de krant en dan kiezen we steeds weer een adres waar we kunnen logeren.’
Wild-logeren, de klas is onder de indruk. Verwachtingsvol draaien onze hoofdjes terug naar juf. Maar die is minder overtuigd.

Als mijn vader ’s avonds aan tafel vraagt hoe het ging op school, val ik meteen maar met de deur in huis:

‘Wanneer gaan wij partnerruil doen, pap?’

Mijn vader verslikt zich heftig en grijpt rochelend naar een glas melk.
Mama springt op: ‘Hoe kom jij daar nou bij?!’ vraagt ze zichtbaar gekwetst, terwijl ze papa duchtig tussen de schouderbladen begint te beuken. Ik moet ze het hele verhaal vertellen. Ze vragen door, maar zeggen niets. Fout onderwerp, dat is wel duidelijk.

Terugkijkend lijkt de brede maatschappelijke uitrol van de flowerpower niet zozeer uit morele of ethische overwegingen te gebeuren. De opstand is veroorzaakt door de knellende moraal van daarvóór en wordt gefaciliteerd door de komst van de anticonceptiepil (vanaf 1964), waardoor de seksuele mores losser worden. Gerard Cox bejubelt de pil in zijn gelijknamige lied. Tegelijkertijd zorgt de stijgende welvaart, onder meer door de aardgasbel, voor ongekende economische zekerheid, een belangrijke basis voor die stemming van vrijheid-blijheid.

Flowerpower en contemporaine fenomenen als de strijd voor een antiautoritaire samenleving, drugs en vrije seks is voor onze familie een brug te ver. Mijn opa spreekt schamper over de halfblote tieners op tv die met hun kont schudden en met hun kop rollen. En hij heeft grote bewondering voor de mariniers die het Nationaal Monument zuiveren van Damslapers. Hij spreekt er zo vurig over dat het lijkt alsof hij er zelf bij was.

Toch sluipt ook bovengronds de hippiecultuur ons leven binnen. De kinderen in mijn klas krijgen bruin-oranje-wit gestreepte truitjes. De pijpen worden wijder, de haren langer. Voor mijn verjaardag moet ik per se een fiets met bananenzadel en franjes aan het stuur. En zelfs mijn vader krijgt nu lange bakkebaarden. Als klap op de vuurpijl komen er hippies op ’t dorp – althans zo noemen we de studenten uit de nabijgelegen stad, die een leegstaande boerderij huren. En eenmaal op de middelbare school lopen we in Afghaanse jassen. Karin uit mijn klas krijgt zelfs een Puch MV 50 met een hoog stuur. Met enorm kabaal en rokend motorblok komt ze ’s ochtends het schoolplein op stuiteren.

Aan het oppervlak wordt de flowerpower dus snel omarmd. Veranderingen in sociale verhoudingen binnen het gezinsleven gaan langzamer.

Ondanks dat oma inmiddels een oranje servies heeft, breekt haar flowerpower pas door als opa dood is. Nu pas kan zij bepalen waar de bank staat, ze geeft haar hele huiskamer een make-over. Nu pas mag zij bepalen wat er gekeken wordt en ze staart avond na avond naar Wie van de Drie en Are you being served?. Haar laatste jaren bestaan uit een inhaalslag, maar wij voelen ons bij haar niet meer thuis.

Bij ons thuis openbaart zich de nieuwe tijd ook door discussie over het huishouden.

Nadat mijn moeder een baan krijgt doet ze lange tijd het hele huishouden er gewoon bij. Dat gaat op een gegeven moment niet langer. Het resultaat is echter niet dat mijn vader meer gaat doen. Integendeel: mijn moeder gaat minder doen, en mijn vader even weinig. Broeken hoeven ineens niet meer gestreken te worden en stof in de vensterbank is oké. Voor het eten kopen we meer en meer kant-en-klare producten. Dat begint met het toetje. In plaats van zelf aan de slag te gaan met maïzena en vanillestokjes eten we nu Saroma. Later komt er ook groente uit blik.

Dolfje heeft zijn spreekbeurt nooit gehouden. Mogelijk doelde hij met de krantenberichten op de Zettertjes in Vrij Nederland, advertenties waarin Nederlanders op zoek waren naar seks. Oorspronkelijk was Vrij Nederland een verzetskrant uit de Tweede Wereldoorlog. Nu droeg ze bij aan een tweede bevrijding: die uit de zedelijke moraal van de decennia voor de flowerpowertijd. Door de Zettertjes schiet het aantal abonnees omhoog, ook onder rechtse lezers. Zo dragen onder andere deze advertenties, mogelijk meer nog dan de linkse doorwrochte artikelen, bij aan een maatschappelijke veranderingen.

Hans Piena studeerde kunstgeschiedenis en archeologie  en is sinds circa tien jaar verbonden aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem als conservator Wooncultuur. In die hoedanigheid heeft hij de afgelopen jaren bijgedragen aan de totstandkoming van de overzichtspresentatie van de Canon van Nederland.