Artikel

Thema-artikel: Protest in de polder

Honderd jaar geleden riep SDAP-voorman Pieter Jelles Troelstra op tot een revolutie. Die draaide – zoals bekend – uit op een mislukking. Niemand zat op radicale veranderingen te wachten. Is Nederland dan vooral een land van consensus en overleg, niet geschikt voor grootse omwentelingen? Welnee, ons land is net zozeer gevormd door een reeks kleine en grotere opstanden, protesten en relletjes - zoals blijkt uit deze portretten van tien polderrebellen. Hoewel hun acties vaak met succes zijn onderdrukt, hebben ze wel degelijk invloed gehad.

Dit is het thema-artikel van de Maand van de Geschiedenis 2018. Laat je inspireren door kleine en grote verhalen langs tien opstandelingen. Het artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Historisch Nieuwsblad en geschreven door Marchien den Hertog, historicus en journalist.

Hongerig volk

Brood en kaas - en geen belasting

Het is 3 mei 1392. Voor de poorten van Haarlem staat een hongerige menigte West-Friese en Kennemer boeren – ze dragen hellebaarden en vaandels met afbeeldingen van kaas en brood. De oogsten zijn mislukt, bovendien wil hun heer een omstreden belastingverhoging doorvoeren.

Armere Haarlemmers laten het ‘Kaas- en Broodvolk’ binnen. De oproerkraaiers trekken naar het stadhuis en vermoorden schout en rentmeester Claes van Ruyven. Linnenwever Willem Dirksz snijdt diens lichaam ‘met kanibaalsche woede’ aan stukken. Die worden in een mand gestopt en afgeleverd bij Ruyvens weduwe, met een rijmpje: ‘O vrouwken van Ruyven, Aen deze boutkens zuldij kluyven.’

Onderschat niet de woede van een volk dat getergd wordt. Als zijn volksspelen worden verboden, als het zijn aardappels niet mag eten, als het zijn doden niet meer zelf mag begraven; dan worden de messen geslepen, de hooivorken uit de schuur gehaald, de blote vuisten gebald. En denk niet dat het Nederlandse gepeupel mild is – voor een beetje lynchpartij draait het zijn hand niet om.

Het Kaas- en Broodvolk raast en tiert nog even verder, maar het restant van hun legertje wordt twaalf dagen later afgeslacht op het kerkhof van Heemskerk. Opstanden neerslaan blijkt een nationaal talent.

Willem van Oranje

Tegen de koning van Spanje

Niet minder wreed gaat het eraan toe tijdens een rebellie die de contouren schetst van wat Nederland zal worden. Maar als de eerste beelden sneuvelen en de eerste protesten klinken, tegen wreedheid en willekeur, denkt niemand nog aan het ontstaan van een nieuw land. Ook Willem van Oranje niet, de man die de onbetwiste leider van de rebellen wordt.

Want wat historici later de Opstand zullen noemen is een aaneenschakeling van toeval, ad-hockeuzes en opportunisme. Het is een burgeroorlog waarvan vooral boeren het slachtoffer zijn, waar geplunderd wordt, geroofd en gemoord. Waar de koning pas wordt afgezworen als die alle grenzen van wreed- en onverzoenlijkheid overschreden heeft.

Het land gaat pas als Republiek verder als er geen nieuwe heerser blijkt te voldoen.

Het recht om in opstand te komen krijgt een duwtje in de rug van het calvinisme, dat door de onderdrukking van de hugenoten zijn standpunten verhardt. Als een vorst ingaat tegen Gods Woord, dan mag je je tegen hem verzetten, is het idee. En als Filips II Willem van Oranje in de ban doet, is het in de Nederlanden zover. ‘Hiermee ontslaan ze mij van mijn eed en geven mij een vrijbrief om met alle middelen die God mij ter beschikking heeft gesteld de vijand te bestrijden,’ verdedigt De Zwijger zich in zijn Apologie.

De Opstand is ook een oorlog van principes en geweten. En het is de Vader des Vaderlands, Nederlands oer-rebel, die daaraan een stem geeft in de ‘geboortepapieren’ van Nederland. De revolutionaire Acte van Verlatinghe uit 1581 is zelfs een blauwdruk voor de rechtvaardiging van een opstand, en krijgt navolging in de Engelse Glorious Revolution en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.

Onderdanen zijn niet geschapen voor hun vorst, stelt het plakkaat; de vorst is er ter wille van zijn onderdanen. ‘Zodoende zijn wij volgens de natuurwet, tot bescherming en bewaring van de rechten, privileges, gewoonterechten en vrijheden van ons en van andere onderdanen van ons vaderland, van het leven en eer van onze vrouwen, kinderen en nakomelingen, gedwongen geweest, opdat zij niet zouden vervallen in de slavernij van de Spanjaarden, met recht de koning van Spanje af te zetten.’

Adriaen Koerbagh

Geen gehuichel meer

De Republiek die is ontstaan in tachtig jaar oorlog is een gelegenheidsverbond van gewesten en de Oranjes, met oorlog als bestaansrecht. Onder druk van de strijd ontstaat een model van overleg en ruggenspraak, van geven en nemen, van gezamenlijke besluitvorming, dat het einde van de oorlog haalt en – net – overleeft.

De soevereiniteit is over veel instellingen verdeeld en beslissingen moeten collectief worden genomen – een staatsvorm die voor buitenlanders lastig te volgen is. Het bevordert een vergader- en discussiecultuur waar een groot deel van de bevolking aan meedoet. Tegelijkertijd is er een grote roep om eendracht, een hang naar harmonie, een angst voor conflicten. Dat betekent dat er een grens is aan de vrijheid om te schrijven wat men denkt.

Adriaen Koerbagh is beïnvloed door Spinoza en Descartes. In helder Nederlands verafschuwt de radicale denker kerk en Bijbel. Hij hekelt de woordenbrij van juristen en artsen die misbruik maken van de onwetendheid van de gewone man. Hij gruwelt van bedrog, van leugens en huichelarij. ‘Niet alle nieuwe en vreemde dingen moeten zonder meer worden verworpen: ze moeten eerst met een open, onbevooroordeelde blik worden onderzocht en wat er waar in is, moet worden aanvaard en behouden.’

Vanwege zijn Bloemhof van allerley lieflijkheyd, een blasfemisch woordenboek, moet Koerbagh Amsterdam ontvluchten. Een ligt schijnende in duystere plaatsen, een betoog vóór de rede en tegen dogma’s van de kerk, wordt hem fataal. Bij bladzijde 176 krijgt zijn drukker het zo benauwd dat hij Adriaen aangeeft.

Daar ligt de vrijdenker, op een donkere plaats, waar het licht niet meer zal komen. Zó buiten de lijntjes denken, daar hangt een prijskaartje aan. Dertig jaar gevangenisstraf, zijn rechterduim afgehakt en een gloeiende priem door zijn tong. Dat is de prijs voor het zoeken naar de waarheid, vinden de rechters. Koerbach krijgt tien jaar en sterft na enige maanden in het rasphuis, 36 jaar oud.

Willem Daendels

Voor vrijheid en gelijkheid

Ruim een eeuw later hebben de burgers van Hattem het er maar druk mee. Vier avonden per week exerceren ze in de kerk. Enthousiast naaien de dames gloednieuwe vaandels voor de schutterij. Burgerbewapening is een van de speerpunten van de patriottenbeweging, zoals hun 25-jarige leider Willem Daendels staand op de visbank uitlegt.

Het zijn jaren van conflictjes en ruzies. De gevestigde orde wordt belaagd door een curieuze mengeling van heimwee naar de glorietijd van de Gouden Eeuw en democratische idealen over vrijheid en gelijkheid. Als de stadhouder tegen de zin van de Hattemers een benoeming doordrukt, besluiten ze in september 1786 ‘liever alles te wagen dan onze Vrijgeboren Halzen onder zulk een willekeurig, hoe langer hoe onverdragelijker juk, te bukken’.

Maar de amper 160 weerbare mannen hebben geen kans tegen het stadhouderlijk leger, dat Daendels’ wijnflessen triomfantelijk soldaat maakt. De patriottenleider vlucht naar Frankrijk en keert terug aan de zijde van de Franse generaal Jean-Charles Pichegru. In de jaren die volgen is hij betrokken bij twee staatsgrepen, bouwt een weg in Indië en vecht met Napoleon in Rusland, om te eindigen aan de Afrikaanse Goudkust – in dienst van koning Willem I.

Daar neemt de eeuwige plannenmaker de gewoonte aan ‘om met zyne vuist de Negers de tanden uit den mond te slaan’ tot zijn handen zo beurs worden dat hij overgaat tot schoppen in de buik. Is dat de reden dat de driftige opstandeling niet beklijft in ons collectieve geheugen – dat hij gewoon niet aardig was?

Of is het zoals Johan Huizinga ooit schreef: ‘Ik begrijp den Nederlandschen mensch van 1813 toch eigenlijk niet, ik kan geen gezicht op hem krijgen. De Bataaf van 1795 is mij een marionet, en de man der restauratie een Chinese schim.’

De Bataafse Republiek en Franse tijd: een Fluwelen Revolutie en Restauratie die nog steeds lastig te vangen zijn, vanwege de vloeibaarheid van de partijen. De periode die Nederland een grondwet brengt, en de beginselen van gelijkheid. Maar van ons land ook een eenheidsstaat maakt met een koning aan het hoofd.

Adriaan van Bevervoorde

Help het arme volk

En die koning regeert steeds meer bij Koninklijk Besluit. Nederland is ‘een napoleontisch gereglementeerde staat met een constitutionelen gevel’ geworden, schrijft de liberaal Rudolf Thorbecke. En ook Huizinga stelt dat de Nederlanders zich in 1813 onder de Oranjeboom te slapen legden. Na de stuurloosheid van de Bataafse jaren houdt zowel parlement als pers vast aan een verlangen naar eenheid en harmonie. De eenheid wordt nog versterkt door gezamenlijke verontwaardiging over de opstandige Belgen.

Een nieuwe generatie liberalen zal de macht van de koning beperken. Willem II, die zich niet thuis voelt in Nederland, de ene sigaar na de andere rookt en biseksueel is, is niet zo conservatief als wordt verondersteld. Toch heeft zijn ‘bekering’ in 1848 een zetje nodig. En dat komt van Adriaan van Bevervoorde.

Deze jonkheer en journalist met een romantische inborst is in contact gekomen met de internationale democratische beweging, radicaler nog dan de liberalen. Hij is voor vrijheid van godsdienst en pers, hervormingen van het kiesstelsel en ministeriële verantwoordelijkheid.

Maar vooral moeten de noden van het volk worden verlicht, want dat is er in deze dagen van economische malaise niet best aan toe: ‘De koning hoeft maar één ding te zeggen en de natie zal zich in alle haast weer achter zijn vaandel scharen. Laat de koning slechts zeggen: Wat wil mijn volk?’

Van Bevervoorde wordt aanvoerder van de radicale pers, die bovenstaande idealen propageert, maar ook vol staat met roddel en intriges. De intrigant schrijft hoogdravend principiële stukken, maar chanteert even makkelijk de koning. Als in Frankrijk de revolutie uitbreekt, vraagt Willem II de journalist zenuwachtig wat het volk wil. En toont zich tot concessies bereid – althans volgens Van Bevervoorde.

Twee dagen later raakt bekend dat de koning buiten zijn conservatieve ministers om besloten heeft de grondwet te wijzigen. Van Bevervoorde wordt op de schouders genomen en het volk jubelt. In Frascati ‘hief het concert de volksliederen Wien Neérlandsch Bloed en Wilhelmus van Nassauwen aan, die door de vergadering met de levendigste geestdrift zijn toegejuicht’.

De liberalen hebben gewonnen, maar willen niet met radicale journalisten worden geassocieerd. Na een proces wegens smaad wijkt Van Bevervoorde uit naar het buitenland: ‘Alle pogingen om het volk wakker te maken, lijden schipbreuk op eene hottentotse onverschilligheid,’ schrijft hij droevig ten afscheid.

Wilhelmina Drucker

Geef vrouwen kiesrecht

In die nieuwe grondwet van 1848 is een ruimer, maar nog steeds beperkt kiesrecht vastgesteld. Dat vrouwen niet mogen stemmen wordt niet vermeld – dat spreekt vanzelf. Als Aletta Jacobs in 1883 van dat gat in de wet gebruikmaakt door zich verkiesbaar te stellen, wordt de omissie snel hersteld. Het is het startsein voor de strijd om het vrouwenkiesrecht.

Op 7 september 1913 wagen de vrouwen zich op straat. In 47 groepjes van 25 steken ze vanuit restaurant De Twee Steden over naar het Binnenhof om daar zwijgend een ronde te lopen. Enkelen dragen een zwart-witte strik en sjerp met het opschrift ‘Grondwettelijke gelijkstelling van man en vrouw’. Ze gaan in groepen, omdat de burgemeester een demonstratie heeft verboden.

‘Hoe gunstig steken deze Haagsche dames af bij de Engelsche ongetemde feeksen, die ruiten inslaan, schouwburgen en kasteelen in brand steken, met bommen gooien, zich zelve onder de pooten van paarden te vertrappen werpen, allemaal om te bewijzen, dat zij rijp zijn om mede haar schoone vaderland te helpen besturen,’ is het vleiende commentaar van een van de kranten over de demonstratie.

Het is waar. Hier geen hongerstakingen en bekladde koninklijke koetsen. De Vereniging voor Vrouwenkiesrecht heeft er jaren over gedaan om een eigen vaandel aan te schaffen. Want dat zou, OMG, betekenen dat ze De Straat op Moeten. Of Spreken in het Openbaar. Het is naaister Wilhelmina Drucker, afkomstig uit de arbeidersbeweging en een van de oprichters van de Vereniging, die de keurige dames over hun schroom heen helpt. En het is ook Wilhelmina die aan de wieg staat van die eerste demonstratie voor vrouwenkiesrecht, op het Binnenhof.

Drucker is het onecht kind van een naaistertje en een schatrijke bankier. Als zij niet meedeelt in de erfenis gaat ze de strijd met haar halfbroer aan. Ze schrijft een sleutelroman waarin ze hem beschuldigt van moord ­– hij laat de hele oplage vernietigen. Maar Wilhelmina is een bijtertje en weet uiteindelijk een schikking te treffen. Nu heeft ze genoeg geld om haar leven te wijden aan de politiek.

Individualistisch, antiautoritair en polemisch: Wilhelmina Drucker is de radicaalste feministe van haar tijd, en het ligt voor de hand dat een actiegroep in de tweede feministische golf zich naar haar vernoemt. Op 23 januari 1970 verbrandt Dolle Mina een korset bij het standbeeld van Drucker.

En het vrouwenkiesrecht? Dat wordt uiteindelijk geregeld in wat we als het ultieme poldervoorbeeld kunnen beschouwen: de Pacificatie van 1917.

Mohammed Hatta

Bevrijd Indonesië

Helaas houdt dit plooien en schikken op bij de grenzen van Nederland. Op 12 november 1926 houdt de politie van Tegal op Midden-Java een koerierster aan met het bericht: ‘Alle kledingstukken moeten tot sambal worden fijngestampt.’ Die kledingstukken zijn bestuursambtenaren.

Het koloniaal bestuur straft de slecht uitgevoerde communistische opstand in Nederlands-Indië genadeloos af; 13.000 mensen worden opgepakt, 1300 geïnterneerd in het kersverse kamp Boven-Digoel. Een jaar later volgt de arrestatie van vier Indische studenten in Nederland. In 1920 is de anti-revolutiewet in werking getreden; ze worden opgepakt wegens opruiing tegen het Nederlandse gezag, deelname aan een verboden vereniging en ‘handelingen van voorbereiding of bevordering van een aanslag’.

Van hen is vooral Mohammed Hatta bekend. Hij heeft in februari 1926 een redevoering gehouden op het oprichtingscongres van de Internationale Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking in Brussel.  

‘Men schenkt o.i. wel een beetje te veel aandacht aan de al te vrijmoedige praatjes van zekeren sinjeur Mohammed Hatta, president van de vereeniging “Perhimpoenan Indonesia”, een meneer met een uiterst brutaal snuit, om niet te zeggen: een zéér ongunstige oproermakers-tronie,’ is een krantencommentaar.

Maar Hatta’s toespraak is aanleiding voor een telegram aan de Nederlandse regering. Daarin keurt de Internationale Liga de onderdrukking van het Indonesische volk af en eist ‘de opheffing der verbanningen, gevangenis- en doodstraffen, uitgesproken over diegenen die zich op Java en Sumatra tegen die onderdrukking hebben verzet’.

De aandacht van de minister van Justitie is getrokken. Men vermoedt banden met Moskou en de Indische communisten. Maar Hatta, voorzitter van studentenvereniging Perhimpoenan Indonesia, is geen communist. Hij geeft de voorkeur aan een gekleurd front van Afrikanen, Aziaten en Afro-Amerikanen om de onafhankelijkheid dichterbij te brengen.

Het proces tegen de studenten is een groot fiasco, Hatta’s verdedigingsrede Indonesia Merdeka een wereldwijd succes. Maar in 1934 arresteren de autoriteiten hem in Indië, waarna hij zes jaar in kampen doorbrengt. Nederland is het nog niet verleerd, een opstand de kop indrukken.

Hebe Kohlbrugge

Gehoorzaam de Duitsers niet

Zesduizend exemplaren in enveloppen, 24.000 los gebundeld, op de post door het hele land met het verzoek om verspreiding. Het is oktober 1940 en predikant Jan Koopmans schrijft in één nacht de brochure Bijna te laat, tegen het tekenen van de ariërverklaring. Hebe Kohlbrugge is het met hem eens. ‘Op het moment dat je die vraag beantwoordt, doe je mee aan racisme.’

Na de Pacificatie van 1917 smoort Nederland zijn conflicten onder de deken van de verzuiling; aanvallen van uiterst links en rechts breken het systeem niet. Dat lukt de Duitse bezetter wel. Vooral twee zuilen komen in opstand: de linkse en de protestantse.

Kohlbrugge is ferm geworteld in die laatste. ‘Het verzetswerk was voor mij een zaak van vrijheid en waarheid, gefundeerd in het christelijk geloof.’ Ze raakt betrokken bij het illegale blad Vrij Nederland. In 1942 lukt het haar Zwitserland te bereiken. In protestantse verzetskringen leven vragen: mag je tegen de bezetter in verzet komen? En is het dan gerechtvaardigd om te liegen?

Kohlbrugge legt de kwestie voor aan de Zwitserse theoloog Karl Barth, bij wie ze gestudeerd heeft. En die heeft gelukkig een duidelijk antwoord. Ze laat het bezwaarde protestantse volksdeel in een pamflet weten dat Barth iedere Nederlander oproept tot verzet tegen de Duitse overheid, omdat die niet door is God ingesteld. En daarbij is liegen geoorloofd.

‘Kordaat, anti-totalitair, praktisch, weinig diplomatiek, en buitengewoon eigenwijs,’ zo typeert Trouw Kohlbrugge vlak voor haar overlijden op 102-jarige leeftijd. ‘Ik verzet mij tegen veel, soms natuurlijk ten onrechte, maar ook vaak terecht.’ Ze is cruciaal in de ontwikkeling van de Zwitserse weg, waarlangs informatie naar de Nederlandse regering in Londen wordt gesmokkeld. Maar ze komt in conflict met Vrij Nederland als ze alleen het uitvoerende werk mag doen.

Ook na de oorlog maakt ze ruzie met mannetjesputters, nu in de Synode van de Hervormde Kerk. Ze vinden dat ze haar werk voor het werelddiaconaat veel te zelfstandig doet en zich niet aan de regels houdt. Eind jaren veertig al gaat Kohlbrugge, die perfect Duits spreekt en door haar gevangenschap in Ravensbrück ook contacten heeft in Oost-Europa, naar Duitsland, West én Oost.

‘Ik haalde groepen naar Nederland, Nederlandse sprekers naar Duitse groepen, we brachten jongeren met elkaar in gesprek. Dat stichtte geen vrede, maar openheid, lucht. Zodat Duitsers het gevoel kregen: we hebben schandelijk gehandeld, maar we zijn niet uitgekotst.’

In de decennia die volgen probeert ze bruggen te slaan, onder meer door theologiestudenten in Oost-Europa te laten studeren. Dat de synode haar door ‘inkadering en herstructurering monddood’ probeert te maken grieft haar enorm. ‘Wil ik mensen helpen, dan moet ik ruimte en armslag hebben om dat in stilte te doen. Het is voor mij ontstellend te ondervinden dat de Nederlandse autoriteiten van het ministerie van Justitie en van Binnenlandse Zaken hier volledig begrip voor hebben en de kerkelijke autoriteiten alleen maar verachtelijk kunnen zeggen: “Ze was wel flink in de ondergrondse, maar ze is nooit boven gekomen.”’

Lien Heyting en Ernst Kats

Stop met het burgermanstoneel

Een autonome vrouw als Hebe Kohlbrugge is haar tijd vooruit. In het Nederland van de wederopbouw is weinig ruimte voor het individu. Pas als de trauma’s van de oorlog zijn weggepoetst, we weer een dak boven ons hoofd hebben, het eten niet op de bon is, als de werkdagen korter worden en de welvaart ons leven binnensluipt... vliegt er een tomaat door de lucht.

Die wordt gegooid door twee jongelui van de Amsterdamse Toneelschool. Dertien tomaten hebben Lien Heyting en Ernst Kats meegenomen naar de première van De Storm door de Nederlandse Comedie – ze zijn wat zacht geworden in haar tas. ‘Als je je steeds weer bij voorstellingen zit te ergeren gaat het je zo hoog zitten dat er een emotionele reactie ontstaat, juist als je van toneel houdt. Je neemt tomaten mee met de gedachte: als het vanavond weer zo erg is, ga ik gooien.’

De jonge theatermakers hekelen het ongeïnspireerd en ‘snobistisch’ burgermanstoneel van de gesubsidieerde gezelschappen en willen maatschappelijk engagement in het theater. Vakgenoten van hun generatie reageren enthousiast en komen wekelijks samen om onder de naam Aktie Tomaat plannen te maken voor hervorming van ‘Het Bestel’. Vijf maanden aksie volgen; er wordt gegooid met broodjes, appelflappen, pamfletten en rookbommen. Dan is het statement wel gemaakt.

Het is begin 1970 en Nederland is inmiddels wat gewend. Robert Jasper Grootveld deed zijn ding bij het Lieverdje, Provo heeft zichzelf opgericht en weer opgeheven, een jaar eerder is het Maagdenhuis bezet. De jongeren die in opstand komen tegen hun ouders, de vorige generatie, de gevestigde orde ontwikkelen nieuwe vormen van protest: die van de grap, het gerucht, de ontregeling en de inventiviteit. De autoriteiten weten niet hoe te reageren op de onconventionele provocaties.

‘Het was een zootje ongeregeld,’ herinnert actievoerder Paul Binnerts zich achteraf, ‘een anarchistische bende. Maar wel inspirerend, creatief. Er stond iets te gebeuren.’ Hij heeft geen spijt over de keuze van de middelen. ‘Het redelijke gesprek werkte niet meer.’

Maar die middelen waren niet zo onschadelijk. ‘Allemaal heel leuk,’ zegt Willem Nijholt, die de eerste tomaat naar zijn hoofd krijgt, ‘ware het niet dat Han Bentz van den Berg eraan kapot is gegaan, Ank van der Moer en Ellen Vogel totaal in de war raakten en dat ook Guus Oster het moeilijk kreeg.’ Nijholt wordt elke avond uitgescholden en raakt in een depressie. Ellen Vogel: ‘Pas na een jaar of acht kreeg ik het plezier weer terug, maar het werd nooit meer als tevoren. Bij creativiteit hoort argeloosheid. En die was ik kwijt.’

Het oude theaterbestel implodeert al snel – omdat ook de oude garde eigenlijk ontevreden is. Subsidies worden herverdeeld, het Werkteater opgericht en er ontstaan nieuwe vormen van toneel. Maar zoals dat gaat, zitten de rebellen na twintig jaar zelf op het pluche. Nijholt: ‘Als ik nu zie hoe gezapig de oproerkraaiers geworden zijn, dan denk ik: het is een kwestie van kringloop. Zij zijn op kussens gaan zitten waar ze straks misschien ook weer worden af geschopt.’

Hilda van der Heide

Geen asielzoekers in ons dorp

‘Dikke BMW!’

6 oktober 2015. Pontificaal staat Hilda van der Heide voor de auto van staatssecretaris Klaas Dijkhoff. Een beveiliger sleurt haar weg en ze valt in de berm, haar jas en blauwe shirt over haar hoofd getrokken, waardoor een nogal blubberige buik zichtbaar wordt. Ze gilt het uit, haar arm is uit de kom.

Van der Heide protesteert tegen de komst van nog eens 700 asielzoekers in een dorp met 140 inwoners. Ze is overstuur: ze moet haar man verzorgen en heeft haar huis te koop gezet om dichter bij haar dochter te wonen. De asielzoekers gooien roet in het eten. ‘Dijkhoff kwam ons gewoon een dictaat opleggen. We konden niets doen. En ik vecht altijd voor gerechtigheid.’

Een kleine greep uit de reacties op haar val:

‘Respect voor deze dame. Schandalig dat ze dat kleine dorpje overspoelen met die migranten, want mensen échte vluchtelingen zijn het niet hoor. Die hebben geen nike schoenen aan en dure Iphone in de hand.’

‘Dit dorp zal de asielzoekers zeker nodig hebben om de aanhoudende inteelt en het lage IQ bij hun bevolking in te perken.’

‘AHAHAHAHAHAHAH wat een dikzak en wat stelt ze zich aan man alleen maar voor de aandacht! mooi om te zien hoe die beesten van een mensen om worden gegooid ze moeten niet zo zeiken zij mogen toch ook in nl zijn.’

‘Het is dus nu overduidelijk geworden dat de Democratie in Nederland compleet dood is. Elk Nederlands/Europees politiek besluit van de afgelopen 15 jaar is er zonder referendum doorheen gejaagd en wat de burgerbevolking wil wordt door de politiek compleet genegeerd terwijl er wel van ons wordt blijven verwacht dat we ons braaf en zwijgend gehoorzaam gedragen.’

‘Wat een lelijke kanker dikke kankerzwijn.’

Wee de toorn van het volk dat getergd wordt. Er worden geen neuzen meer afgebeten of lichamen in stukken gehakt. Maar het venijn is er niet minder om.

Drie keer wordt Van der Heide aan haar arm geopereerd. Een week na de val krabbelt Dijkhoff terug: het aantal vluchtelingen in Oranje blijft op 700. Met kerst stuurt hij Hilda een kaartje en een kerststol – een fijn gebaar, vindt ze. Inmiddels is het centrum in Oranje gesloten. Nu deelt Van der Heide op Facebook berichten van de actiegroep ‘Zwarte Piet moet zwart blijven.’

Ze heeft geen spijt. ‘Absoluut niet. Ik vind het geweldig hoe Oranje zich gemanifesteerd heeft. Dijkhoff dacht dat hij ons wel omver kon lullen – nou, mooi niet. En zeg nou zelf: alleen de opstand was niet genoeg. Het beeld van een vrouw die op de grond ligt heeft het zetje gegeven. Daarom zijn er geen 700 asielzoekers bij gekomen.’

Malle Babbe

Zing een protestlied

November 2017. Leraren van de basisschool staken – ze willen een lagere werkdruk en hogere salarissen. Met z’n tienduizenden zijn ze naar het Haagse Zuiderpark gekomen. Daar is het goed toeven. Corry Konings zingt ‘Ik krijg een heel apart gevoel vanbinnen’, en ontlokt zo een kleine polonaise.

Onderwijsbond CNV deelt tassen uit met de tekst: ‘If you can read this, thank your teacher.’ Op een spandoek: ‘Meer handen, meer geld, ieder kind telt.’ Juffen en meesters maken selfies en deinen mee met ‘Malle Babbe’, paarse bandana’s van de vakbond in het haar. ‘Is het ook wel een beetje gezellig hier?’ vraagt de verslaggeefster.

Volgens de Algemene Onderwijsbond (AOb) betalen de meeste schoolbesturen de salarissen van stakende juffen en meesters gewoon door.

Dit is het land met een protestlied als nationale hymne. Het land dat is gevormd in een opstand, waaruit een Republiek voortkomt die drijft op een verlangen naar eendracht. Waar de protesten langzaam in fluweel veranderen, zodat een staking een gezellig uitje wordt. Waar een politiek van verzuiling en polderen, van compromis en consensus, wordt gevoerd in commissies en achterkamertjes. En daar, achter de gesloten deuren, verliest zij het volk uit het zicht.

En we weten: onderschat niet de furie van een volk dat genegeerd wordt...