Artikel

Een land van kleine gebaren

Column door Marieke Oprel

Grensboer Carl was 65 jaar oud toen in mei 1940 de Duitse troepen Nederland binnenvielen. Al vóór de oorlog was hij door de Duitse autoriteiten herhaaldelijke malen gearresteerd en zelfs opgesloten als ‘politiek verdachte’, vanwege zijn pro-Nederlandse activiteiten. Tijdens de oorlog verschafte hij meerdere Nederlanders werk op zijn bedrijf. Het bracht hem in de problemen: de Duitsers wantrouwden de plotselinge toename van 4 naar 25 medewerkers. Als de autoriteiten geweten hadden dat Carl ook radiotoestellen verborg voor Nederlanders, samen met hen naar Radio Oranje luisterde en vervolgens de berichten verspreidde, was hij er ongetwijfeld niet met een waarschuwing vanaf gekomen.

Ondanks de verscherpte controle bleef Carl Nederlanders helpen. Hij smokkelde hen de grens over, bracht door de Duitsers gestolen paarden terug en hij stond toe dat zijn zoon deserteerde uit het Duitse leger. Die zakte vervolgens op een vlot de Rijn af om zich bij de geallieerde troepen te voegen.

Kleine gebaren, met grote gevolgen voor de betrokkenen.

Tegen iets in opstand komen is je ergens niet bij neer kunnen leggen, uiting geven aan je afkeer ervan, zo lees ik in de Dikke van Dale. Kwam Carl in opstand? Bij een opstand denken we normaal gesproken aan grote historische momenten of massabewegingen, zelden aan de acties van één individu, laat staan die van een Duitser in bezettingstijd. Maar kleine, individuele daden van verzet kunnen ook een vorm van opstand zijn.

Zoals dichter Remco Campert ooit schreef: ‘Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden.’

Wonend in de grensstreek, aan de Duitse kant van de grens om precies te zijn, nam Carl een enorm risico om Nederlanders te helpen. Het zou hem duur komen te staan. De rekening werd hem echter niet door Duitse, maar Nederlandse autoriteiten gepresenteerd. Omdat Carl enkele hectare landbouwgrond op Nederlands grondgebied bezat, werd hij getroffen door het Besluit Vijandelijk Vermogen (E133). Als Duitser werd hij tot vijandelijk onderdaan verklaard, en zijn vermogen werd onder beheer gesteld van het Nederlands Beheersinstituut (NBI).

Om zijn naam te zuiveren en zijn bezit terug te krijgen moest Carl, inmiddels de zeventig gepasseerd, zijn goede daden tijdens de oorlog aantonen.

Financiële motieven kleurden het Nederlandse ‘ontvijandingsbeleid’ ten aanzien van Duitsers na de oorlog: de onteigening van Duits vermogen moest de door de Duitser bezetter aangerichte schade vergoeden. Maar de centrale vraag in de naoorlogse periode was een nog altijd actueel vraagstuk: ‘Wie of wat is (dé) Nederlander?’ Enkel wanneer een vijandelijk onderdaan kon bewijzen dat hij/zij zich tijdens de oorlog ‘als een goede Nederlander’ gedragen had, werd een uitzondering gemaakt.

Eind jaren 40, begin jaren 50 geloofde men (nog) dat de doorsnee Nederlander heldhaftige verzetsdaden had verricht. Dit was dan ook het uitgangspunt voor de ontvijandingscriteria, die pas in 1948 officieel vastgesteld zouden worden. Duitsers moesten aantonen dat zij zich hadden gedragen ‘op de wijze, waarop de grote meerderheid van het Nederlandse volk’ zich had gedragen.

Verzetsdaden en tekenen van opstand definieerden de Nederlander, letterlijk en figuurlijk.

Opmerkelijk is hoeveel ‘kleine gebaren’ Duitsers in Nederland verrichtten. Velen luisterden naar Radio Oranje, gebruikten hun Duitse taalkennis om berichten van de Duitse bezetter over razzia’s door te geven of probeerden mensen op diverse wijzen voor Arbeitseinsatz te behoeden. Sommigen hielpen onderduikers met geld of middelen, anderen namen zelf mensen in huis. Op hun eigen manier gaven zij uiting aan hun afkeer van de Duitse bezetter; kwamen zij in opstand.

Als historicus kom ik in opstand tegen stereotypes en generalisaties, tegen misbruik van het verleden voor politieke doeleinden. Dé Nederlander bestaat niet en dé Duitser evenmin. Dankzij diverse positieve getuigenissen, te vinden in het archief van het NBI in het Nationaal Archief, werd Carl uiteindelijk in 1951 een ontvijandingsverklaring gegeven. Dat neemt niet weg dat hij meer dan vijf jaar met de nek werd aangekeken. Zonder handelingsbevoegdheid kon hij niet van zijn pensioen genieten. De kosten voor zijn ontvijanding en het beheer van zijn vermogen moest hij bovendien zelf betalen.

Carl werd als vijand behandeld, enkel en alleen vanwege zijn nationaliteit. Waarin een klein land klein kan zijn. 

De in- en uitsluiting van mensen op grond van hun nationaliteit, het definiëren van wie er wel of niet Nederlander is en wat een ‘goed’ Nederlander betaamt – sinds de jaren 50 lijkt er soms weinig veranderd. De debatten in de Eerste en Tweede Kamer over Duitsers eind jaren 40 vertonen veelal dezelfde lijn van argumentatie als hedendaagse discussies over burgerschap, identiteit en diversiteit: over de in- en uitsluiting van vluchtelingen, de discussie over verblijfsvergunningen, het wel of niet slagen van de multiculturele samenleving…

Sterker nog, wanneer ik over mijn onderzoek naar Duitsers vertel moet ik altijd eerst het morele ‘goed’/‘fout’-narratief ontkrachten; de algemene aanname is nog steeds dat de doorsnee Duitser een ‘foute’ Duitser was.

Wie een burger is, of wat iemand tot burger maakt, wordt politiek en juridisch gecategoriseerd; sociale en culturele betrokkenheid komen op de tweede plaats. Om erbij te horen, erbij te ‘mogen’ horen of om te bewijzen dat ze geen vijand, geen overtreder zijn, moeten buitenstaanders zich altijd identificeren. Liefst met grote daden. Terwijl het vaak de kleine gebaren zijn die het verschil maken.

Foto Rebke Klokke

Marieke Oprel (1990) studeerde Geschiedenis aan de Vrije Universiteit. Sinds 2015 is zij als promovendus verbonden aan de Vrije Universiteit en het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA). Haar door de NWO gesubsidieerde onderzoek richt zich op het naoorlogse Nederlandse beleid ten aanzien van tot vijandelijk onderdanen verklaarde Duitsers. Ze geeft regelmatig presentaties en lezingen over haar onderzoek in binnen- en buitenland. Marieke is daarnaast Sprecherin voor de Arbeitskreis deutsch-niederländische Geschichte (ADNG), correspondent voor historici.nl en mede-oprichtster en voorzitter van Jong KNHG.